Bron
Je zou zeggen dat schrijvers altijd in de eerste plaats daadwerkelijk schrijvers zijn, maar dat is niet altijd zo. Een groot deel van het schrijven bestaat namelijk uit bekritiseren en analyseren: daarom duurt het zo lang voor schrijvers echt tevreden zijn met hun werk of zeggen ze zelfs dat ze er helemaal niet tevreden mee zijn. Ik heb er zelf nooit zo bij stilgestaan, maar de laatste tijd merk ik wel echt dat er bij het schrijven altijd twee stemmen aan het woord zijn: een stem die zegt wat ik moet schrijven en een stem die zegt of dat wel of niet goed is. Ik noem de eerste stem de intuïtie en de tweede stem de ratio, maar het is eigenlijk veel simpeler. De eerste stem is dat wat je wilt schrijven en de tweede stem is of dat wat je wilt schrijven goed of slecht is.
Schrijven is schrappen: dat wordt door bijna elke auteur of criticus wel gezegd. Mensen die tevreden zijn met de eerste versie, begrijpen niet dat juist die eerste versie nog vaak vol mogelijkheden tot verbetering zit, vol met imperfecties. Natuurlijk is het zo dat iets nooit helemaal perfect kan zijn, maar daar kun je wel naar streven. Je kunt ernaar streven het zo perfect mogelijk te maken, volgens jouw begrippen – het is niet gezegd dat het dan ook perfect wordt, maar je kunt ernaar streven. Alleen jij weet namelijk wat perfect is en wanneer het perfect is. Maar wat wel heel belangrijk is: iets kan nooit perfect of eigenlijk zelfs nooit goed worden als je het er niet voor over hebt om te schrappen. Soms moeten er nu eenmaal darlings gekilled worden om plaats te maken voor mooiere dingen. Bij mij gebeurt het wel eens dat ik door slordigheid mijn roman verkeerd opsla op mijn notebook en dan ook weer verkeerd open op mijn laptop, waardoor ik dus stukken kwijt ben. Daar baal ik dan even van en mischien schrijf ik een dag niet door dat gebaal, maar daarna begin ik gewoon opnieuw met een frisse blik: dit is vast gebeurd zodat ik het een beter stuk kan maken.
En die stem, dat is nou de innerlijke criticus. Die leest alles wat je schrijft op het moment dat je het schrijft en die heeft er meteen een oordeel over. Je zou het kunnen vergelijken met een editor of uitgever, of zelfs met een doorgewinterde lezer – in ieder geval iemand die heel kritisch kan kijken. Heel apart eigenlijk, dat je dat zelf doet: enerzijds ben je er misschien van overtuigd dat wat je schrijft goed is, anderzijds hoor je dat stemmetje dat het afkraakt. Want er valt bij vrijwel alles wat je schrijft wel iets af te kraken, helaas.
Bron
Hoe ga je om met zelfkritiek?
Kritiek krijgen van iemand anders op je werk is één ding, maar zelf kritiek leveren is iets heel anders. Aan de ene kant makkelijker, omdat het nog steeds vanuit jouw perspectief is en je het dus eigenlijk al weet op het moment dat je iets schrijft. Anderzijds moeilijker, omdat jijzelf niet gemakkelijk tevreden te stellen bent. Toen ik de LOI-cursus Creatief Schrijven volgde, was er een opdracht waarbij ik mijn innerlijke criticus echt een stem en een gezicht moest geven, heel apart was dat. Alsof je een soort heel strenge schrijfdocent in je hoofd hebt zitten, of misschien wel een bekende schrijver als Dan Brown of J.K. Rowling die alles wat jij schrijft alleen maar uitlacht. Nogal intimiderend, niet?
Ik vind het zelf niet echt nodig om je innerlijke criticus een gezicht te geven, dat kan het juist alleen maar lastiger maken. Veel belangrijker is het dat je kunt kiezen hoe je omgaat met de kritiek die geleverd wordt. Je kunt ervoor kiezen het naast je neer te leggen, eventueel te noteren en dan na afronding van je eerste versie alle kritiek mee te nemen in de productie van de tweede versie. Zo schakel je als het ware de criticus uit of sus je hem eigenlijk: is heel moeilijk, want dat stemmetje verdwijnt niet zomaar. Je kunt ook, zoals ik het doe, kiezen welke kritiek je nu ter harte neemt en welke later. Wanneer ik bijvoorbeeld een zin schrijf en een stemmetje vertelt me dat het een kromme of betekenisloze of slappe zin is, ben ik eigenlijk al meteen geneigd hem te deleten en te herschrijven, en dat doe ik dan meestal ook. Zegt mijn stemmetje echter iets over de opbouw van spanning of de uitwerking van de personages in het gehele verhaal, dan ga ik daar niet mee aan de slag want dat is iets wat bij het redigeren hoort. Zulke kritiek hou ik slechts in mijn achterhoofd en neem ik mee als ik ga redigeren. Dat is meteen ook het beste advies dat ik kan geven: bepaal hoe belangrijk de kritiek is op dit moment en bepaal ook hoeveel je er op dit moment mee kunt, aan de hand daarvan kun je dan kijken of je er nu iets mee doet of later, bij het redigeren. Soms kan het ook helpen om de methode van het vrije schrijven te gebruiken: alleen maar schrijven wat er in je opkomt, zonder te letten op wat je innerlijke criticus zegt. Ik hou daar niet van omdat het me nooit lukt dat stemmetje uit te schakelen, maar voor sommige mensen werkt het vast wel – dat is iets waarmee je kunt oefenen en experimenteren.
Opdracht!
Ja ja, terug van weggeweest! Ik heb het eventjes niet gedaan, maar het leek me nu toch wel leuk om bij elke WW een kleine opdracht toe te voegen waarmee je kunt oefenen. De opdracht voor deze week is als volgt: zet een tijdframe voor jezelf, bijvoorbeeld een half uur, en ga schrijven. Probeer dat met zo min mogelijk afleiding en zo lang mogelijk achter elkaar te doen, maar doe het verder gewoon zoals altijd: met muziek op de achtergrond als je dat graag doet, met karakterschetsen erbij, maakt niet uit. Neem ook gerust pauzes om aantekeningen te maken of na te denken als je dat altijd doet. Maar waar het om gaat, is om te letten op wat je innerlijke criticus zegt over wat je schrijft. Elke keer als je merkt dat je stemmetje kritiek levert, ook als het iets positiefs is, schrijf je dat op. Aan het eind van je tijd kijk je dan wat je stem zoal heeft gezegd en wat je daarmee kunt. Kan heel goed werken voor het redigeren straks, maar ook om inzicht te krijgen in je sterke en zwakke punten!
Zelfkritiek, de moeder van depressies.