Er zijn boeken vol te schrijven over alle manieren waarop je, nou ja, boeken kunt schrijven. Wie googelt op schrijftips van auteurs kan zich uitleven met adviezen van grootheden als Stephen King en J.K. Rowling, maar er zijn ook tal van schrijfcoaches, schrijffora, schrijfgroepen en schrijfplatforms die knowhow en gouden trukendozen aanbieden. De een zweert bij het opdelen van een plot in aktes – zoals de exposé en de climax of de rollercoasteropbouw – of bij het aanleggen van uitgebreide karakterdossiers, de ander houdt het meest van uit de losse pols werken. Ook ik heb door de jaren heen tips en adviezen gezocht: van mijn favoriete auteurs, maar ook van schrijfcommunity’s, een LOI-cursus en medeschrijvers die al dan niet cursussen, werkbladen of gidsen aanboden – en dat doe ik ook absoluut af en toe nog steeds, bijvoorbeeld als ik iets nieuws wil proberen qua genre of schrijfstijl. Maar hoewel ik nog vaak genoeg ploeter en probeer en ook nog vaak genoeg nieuwe manieren ontdek en af en toe versteld sta van hoe ik te werk ga, ben ik inmiddels ook wel zover dat ik weet wat voor mij wel en niet werkt en wat ik fijn vind bij het werken aan een verhaal. En wat is er leuker dan een beetje inzicht geven in hoe het gemiddelde verhaal tot stand komt?

Ik ben een plotter…

Waar ik vroeger nog weleens gewoon lukraak vanuit een enkel idee begon met een eerste hoofdstuk, kan ik dat nu echt niet meer: ik begin pas met het daadwerkelijke verhaal als de outline staat als een huis. Daarin heb ik precies staan wat er in het verhaal moet gebeuren, per hoofdstuk en per scène. Ervan afwijken vind ik niet erg, want ik wil ook het verhaal de gelegenheid geven zichzelf te schrijven – niet dat je daar überhaupt iets tegen kunt doen – maar ik wil wel een duidelijk beeld hebben van waar ik naartoe moet en wat er onderweg allemaal moet gebeuren, ook omdat ik graag werk met meerdere verhaallijnen die in elkaar grijpen en ik ervoor wil zorgen dat ik precies weet welke ontwikkeling wanneer moet ontstaan en wat dat voor de andere ontwikkelingen betekent. Ook al is het maar een kort verhaal, ik móet een plot hebben. En het voorkomt ook nog eens dat ik vastloop, want dan is er altijd het volgende plotpunt om mee verder te gaan.

…en in mindere mate een uitwerker.

Ik heb ooit met een verhaal dat maar niet wilde lukken een hele papierwinkel aan draft-questionnaires aangelegd: een handvol documenten met allemaal lijstjes van dingen die ik kon uitwerken op het gebied van personages, tijd en ruimte, verhaalstructuur, compositie enzovoorts. Dat kon echter niet verhinderen dat het verhaal doodliep en triest genoeg doodbloedde omdat het gewoon niet het juiste verhaal voor me was. Ik heb daarna nooit meer zo intens uitgebreid een verhaal uitgewerkt… maar dat betekent niet dat ik het helemaal niet doe. Naast het plot vind ik het namelijk wel belangrijk om, zeker bij een lang verhaal, wel echt grip te hebben op hoe het in elkaar zit. Bij korte verhalen doe ik dit niet en zorg ik gewoon dat het plot extra goed uitgewerkt is zodat ik weet wat de lezer eruit moet halen, maar bij een lang verhaal ga ik graag wat meer de diepte in en maak ik een schrijfplan. Daarin staat, afhankelijk van de precieze lengte en complexiteit, bijvoorbeeld informatie over de tijdlijn, de thema’s, het vertelperspectief en de verschillende verhaallijnen. Ook noteer ik wat het idee is achter de titel, of er een motto of opdracht in moet komen en of er extra dingen in moeten zitten als quotes of gedichten… en als ik het nog weet, schrijf ik ook op wat de inspiratie is geweest voor het idee. Daarnaast maak ik een korte, pitch annex flaptekstachtige samenvatting en een synopsis.

Twee andere zaken die ik echt belangrijk vind, zijn de plot/personage-wisselwerking en de conflicten. Met het eerste bedoel ik dat ik het liefst verhalen schrijf – eigenlijk alleen maar – die echt gedreven worden door de keuzes van de personages in plaats van dat het een verhaal wordt over de shit die hen overkomt… maar het plot is natuurlijk heel vaak wel een katalysator – wat gebeurt er waardoor die keuzes gemaakt meoten worden, of zijn de keuzes zelf de katalysator, en als het plot heel sterk de basis vormt – bijvoorbeeld bij een verhaal waarin een personage terminaal ziek is – hoe bepalen de personages dan de loop van het verhaal? Verder werk ik meestal niet met bepaalde plotstructuren of aktes, want dat vind ik te veel een keurslijf en ik heb gemerkt dat elk verhaal zijn eigen structuur heeft en dat daar vaak automatisch al een duidelijke opbouw in zit.

Ten tweede: conflicten. Deze zijn als het ware het doel, de spil van het verhaal en gaan over wat de personages willen en waar ze mee worstelen, wat ze moeten overwinnen om te krijgen wat ze willen en of – en hoe – dat ze lukt. Zodra ik dit goed heb uitgewerkt, heb ik voor mijn gevoel het kloppend hart van het verhaal te pakken, en ik kan pas gaan schrijven als ik weet wat er, simpel gezegd, aan de hand is en hoe dat opgelost moet worden.

Personages uitgebreid uitwerken doe ik al een tijdje niet meer: ik weet dat dat voor veel auteurs iets heiligs is, maar ik vind het een gruwelijk karwei en hou het dus meestal bij de conflicten – want die vertellen je eigenlijk alles wat je als auteur moet weten om ze goed neer te kunnen zetten. Daarnaast heb ik ervaren dat personages vaak al schrijvende pas het meest gaan leven en dat het sowieso graag zie als hun verhaal – en eerst uitgebreid vertellen over hun politieke voorkeuren of waarden en normen gaat daar in ieder geval in mijn optiek niets voor doen. Op het moment dat ik ze echt in een scène zet, komen er vanzelf dingen boven – wat doen ze op een bepaald moment, welke verhalen vertellen ze, op welke manier, hoe reageren ze op bepaalde dingen, wat voor associaties hebben ze bij gebeurtenissen, hoe zijn ze in relaties, hoe kijken ze naar zichzelf – die ze levendig en realistisch maken op een voor de lezers overtuigende manier. En ja, dit zijn allemaal dingen die je ook absoluut eerder al kunt uitwerken, maar voor mij werkt het het beste om dit echt gewoon in de verhaalcontext te doen.

Ik maak moodboards en soundtracks

Heel vaak is een van de eerste dingen die ik doe als ik een nieuw idee heb een moodboard maken. Dat doe ik door op sites als Unsplash.com rechtenvrije foto’s te zoeken die de sfeer van het verhaal goed weergeven en daar een collage van te maken, en soms zet ik dat in Canva om naar een provisorische cover: het helpt om de vibe van het verhaal in mijn systeem te krijgen, en als ik niet meteen met een idee aan de slag ga maar er wel enthousiast over ben is het ook een goede manier om later weer makkelijk terug te halen hoe ik het voor me zag.

Soundtracks maken is ook iets wat ik standaard doe: ik kan niet zonder muziek tijdens het schrijven – of eigenlijk tijdens wat dan ook. Het maken van een playlist is dan ook heel vaak een van mijn eerste stappen, zodat ik tijdens het verder uitwerken van een idee al een soundtrack heb om me door te laten inspireren. Bij een kort verhaal of novelle is de playlist echt bedoeld als schrijfmuziek in een fijn sfeertje, zodat ik me echt in de verhaalwereld kan wanen, maar bij sommige verhalen, zeker de lange, laat ik me vaak echt inspireren door specifieke teksten. Zo heb ik een idee dat gebaseerd is op nummers als illicit affairs van Taylor Swift en the other girl van Kelsea Ballerini en Halsey en heb ik voor mijn new adult-romantrilogie-WIP een soundtrack in de letterlijkste betekenis van het woord: de liedjes horen specifiek bij bepaalde scènes en tijdens het schrijven van die scènes speel ik dus ook specifiek die nummers af in een loop. En soms is het gewoon een handjevol albums dat perfect de vibe van een verhaal pakt.

Ik vind woordaantallen niet belangrijk

Dit is volgens mij ook een heel persoonlijk iets: ik hoor weleens van auteurs dat ze echt met dagelijkse doelen werken voor hoeveel woorden ze willen schrijven of dat ze de mijlpaal van een bepaald aantal woorden hebben bereikt, maar ik vind dat eigenlijk niet zo heel belangrijk. Tijdens NaNoWriMo vind ik het wel leuk om bij te houden hoeveel woorden ik per sessie heb geschreven, maar verder doe ik dat eigenlijk niet en maakt het me nooit zo heel veel uit waar ik op uitkom. Als ik aan een verhaal werk met een woordlimiet, probeer ik die bij de eerste versie ook zoveel mogelijk los te laten: natuurlijk weet ik wel dat ik bij een novelle die maximaal 25.000 woorden mag zijn niet kan eindigen met 100.000, maar over het algemeen heb ik wel ervaren dat het in de meeste gevallen alleen maar goed is om eerst een langere versie te schrijven en die bij het redigeren – eventueel met hulp van proeflezers – terug te brengen tot de kern. You need the full story to get to the real story.

Ik ben een scèneschrijver

Nog iets dat echt is veranderd in de loop van mijn schrijfcarrière tot zover: ‘vroeger’ begon ik bij hoofdstuk 1 en ging ik in chronologische volgorde aan de slag. Op zeker moment merkte ik dat dat niet altijd de manier hoefde te zijn: ik werkte aan het eerder genoemde verhaal dat maar niet lekker van de grond kwam en waar ik enorm mee worstelde – en dat uiteindelijk ook nooit het levenslicht heeft gezien maar me dus wel behoorlijk veel heeft geleerd over mijn schrijfproces – en merkte dat ik vrij vroeg in de plot vastliep, ondanks een enorm uitgebreide outline, maar wel genoeg ideeën had voor scènes die een heel eind verderop pas plaatsvinden. En dus opende ik op een goede dag een Word-document en begon ik gewoon een scène te schrijven die op dat moment enorm aan me trok en die ik in mijn hoofd al bijna helemaal klaar had… en daarna volgden er meer. En met die methode ben ik nooit meer gestopt: ik doe het niet altijd, maar voor mijn new adult-romantrilogie heb ik hele documenten vol losse scènes die érgens in deel 2 en 3 moeten komen. Het is een enorm fijne manier om meteen mijn inspiratie in creativiteit te kunnen omzetten en om te voorkomen dat ik vastloop, en het is ook heel fijn om tijdens het chronologische schrijven te ontdekken dat je scènes aan elkaar kunt gaan hechten – al levert dat soms ook weer momenten op dat je brugscènes moet gaan schrijven, maar dat heb ik er wel voor over, want precies op deze manier kan het gebeuren dat een verhaal praktisch zichzelf schrijft, in ieder geval als eerste versie.

Ik begin graag met het einde

Ook dit is een methode die ik nog niet lang toepas, maar waar ik tegenwoordig absoluut bij zweer: ik heb ontdekt dat het echt ontzettend waardevol is om te weten waar je moet uitkomen met je plot, zeker bij een lang verhaal. De epiloog voor mijn new adult-romantrilogie heb ik al behoorlijk lang geleden geschreven, toen ik nog bezig was met deel 1 zelfs, evenals een deel van de eindscène, en sowieso wist ik al vrij vroeg in het proces wat de climax moest zijn. Het helpt enorm om dit al te weten voor je de rest van het plot gaat uitwerken omdat je dan een heel duidelijk beeld hebt van hoe je personages er op het eind aan toe moeten zijn en wat er dus concreet moet gebeuren om ze daar op een realistische, overtuigende manier te laten uitkomen. Ook bij korte verhalen probeer ik het te doen, en dan is het misschien nog wel belangrijker omdat je maar een beperkte hoeveelheid woorden hebt… al merk ik ook dat het juist bij kortere verhalen vaak een uitdaging is om te bedenken hoe het moet eindigen en welke ontwikkeling daaraan vooraf moet gaan. Het einde hoeft ook absoluut niet in beton gegoten te zijn: het is goed mogelijk dat ik tijdens het schrijven van de rest van het verhaal ontdek dat het toch een andere kant op gaat, maar het is wel heel erg fijn om op deze manier een houvast te hebben.

Ik heb geen vaste schrijfroutine

Ik kan overal schrijven: het liefst doe ik dat in de rust van mijn slaapkamer, op bed, met de soundtrack op, maar ook op hotelkamers en campings kan ik schrijven, bij andere mensen thuis als het zo uitkomt, en toen ik nog studeerde heb ik zelfs in tussenuren of na college zitten schrijven. Vaste tijden heb ik ook niet, maar meestal doe ik het ’s avonds en soms ’s middags als ik echt een hele dag vrij heb. Ik heb ook eigenlijk helemaal geen vaste rituelen, heel saai, maar ook wel fijn, want het betekent dat ik, zolang ik toegang heb tot mijn WIP en bijbehorende documenten, een kop thee naast me heb staan, muziek kan aanzetten en rust om me heen heb, gewoon kan gáán en dan ook gemakkelijk uren achter elkaar bezig kan zijn. Soms stel ik een timer in of heb ik een doel, bijvoorbeeld een bepaald hoofdstuk (af)schrijven, maar heel vaak kijk ik gewoon waar ik uitkom of ben ik meer bezig met scènes of ideeën draften of de outline in elkaar zetten. Daarnaast heb ik ook nog geen vaste schrijfdagen of -momenten, al wil ik daar wel graag binnenkort verandering in brengen nu er wat meer in de pijplijn zit: voorheen deed ik het natuurlijk vooral gewoon puur als hobby, maar nu ik echt aan het publiceren ben wil ik het wel graag een grotere rol laten spelen, er meer prioriteit aan geven en kijken of ik het echt ook wat meer in een kader kan inbouwen. Momenteel schrijf ik op de momenten dat ik er genoeg puf voor heb en er geen andere dingen zijn die voorrang krijgen, ook omdat ik door mijn chronische ziekte zuinig moet omspringen met mijn energie en daardoor lang niet zoveel kan schrijven als ik zou willen. Maar juist daardoor is het vaak fijn om een routine te ontwikkelen, dus wie weet kan ik daar binnenkort wel nieuwe ervaringen over delen!

You may also like...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

CommentLuv badge

[instagram-feed]