Van 7 tot 18 oktober is het weer Kinderboekenweek. De afgelopen jaren heb ik me hier niet of nauwelijks mee beziggehouden, omdat ik nu echt de leeftijd van de kinderboeken ben ontgroeid. Vroeger deed ik er ook niet altijd iets mee, maar ik zorgde er wel voor dat ik altijd naar de boekwinkel ging om een mooi boek te kopen en dan het geschenkboek erbij te krijgen. Nu ik een boekenblog heb en ook in het onderwijs veel bezig ben met jeugdboeken, besloot ik eens na te denken over de vraag: wat maakt een goed kinderboek voor mij?
Als ik aan jeugdboeken denk, komt er van alles in me op. De boeken van Floortje van Cok Grashoff, de boeken van de Babysittersclub van Ann M. Martin, de boeken van Carry Slee (De kinderen van de Grote Beer) en Francine Oomen (Lena Lijstje), Harry Potter, allerlei losse romans van bijvoorbeeld Guus Kuijer, Lydia Rood, Jacques Vriens en Paul Biegel. Ik las heel veel boeken die bij mijn zus in de kast stonden, ik herinner me haar liefde voor Roald Dahl (en Matilda werd ook voor mij een lievelingsboek) en Thea Beckman. Ik herinner me dat ik al in de kleuterklas van het kinderdagverblijf leerde lezen en eigenlijk altijd al heb gehouden van boeken die boven mijn leeftijd waren. Ik denk aan Achtste-groepers huilen niet, het boek dat ik misschien wel het vaakste heb gelezen, en ik denk aan lezen tot ver na mijn bedtijd.
Toen ik nog jong was, draaide lezen vooral om een soort magie voor mij. de magie van de boekwinkel, van lezen in de klas als mijn andere taakjes klaar waren, van naar de bibliotheek gaan met school. De magie van boeken als verjaardags- en sinterklaascadeau krijgen, de magie van voorgelezen worden, de magie van het ontdekken van een compleet nieuw, ander, bijzonder verhaal. Ik vond het fijn om in boeken personages te leren kennen die op mij leken of juist helemaal niet. Ik hield van fantasy, van andere werelden en levens, van wegdrijven op de melodie van een verhaal, van verhalen over dingen die ik graag zelf zou willen meemaken. Dankzij boeken werd het mijn kinderdroom om op een ranch met zieke en gewonde paarden te werken, om dolfijnen te redden en om een heks te zijn met allemaal leuke spreuken en drankjes.
In het eerste jaar van mijn opleiding moest ik voor jeugdliteratuur een aantal kinder- of jeugdboeken lezen. Ik koos toen voor onder andere Het boek van alle dingen van Guus Kuijer en Eerwraak van Helen Vreeswijk, en ook nu lees ik regelmatig boeken die bestemd zijn voor een doelgroep beneden mijn eigen leeftijd. Toch merk ik dat ik niet meer echt kan genieten van kinderboeken, dat ik er simpelweg te oud voor ben. De magie herinner ik me, maar ervaar ik zelf niet meer. Of misschien nog wel, maar bij andere boeken.
Literatuur kan zo krachtig zijn, voor volwassenen maar zeker ook voor kinderen. Los nog van het feit dat lezen ervoor kan zorgen dat kinderen beter worden in lezen en schrijven en alles wat daarbij hoort, speelt het ook een prachtige rol bij de opvoeding. Kinderen die worden voorgelezen, voelen zich geliefd, gekoesterd, warm en veilig. Kinderen die zelf lezen, voelen zich volwassen en sterk. Ik vond lezen als kind al leuk en ik denk niet dat er ooit nog een tijd komt dat ik het níet leuk zal vinden, juist doordat ik weet hoe waardevol het is. En natuurlijk leest elk kind op een andere manier, natuurlijk zijn er onwijs veel opvattingen over wat een kinderboek goed en slecht maakt, maar ik heb er ook zo mijn ideeën over.
Ik herinner me bij lange na niet alle kinderboeken die ik ooit gelezen heb: dat zou ook niet kunnen. Maar ik herinner me de boeken die indruk op me maakten, die ik bijzonder vond. Kinderen moeten zich in een boek kunnen herkennen, vriendjes worden met de hoofdpersoon, helemaal in het verhaal gezogen worden. Er moet een verhaal verteld worden dat kinderen iets nieuws kan leren zonder dat het juffig of meesterig wordt, het moet iets bijzonders hebben. Iets waardoor een kind een week later nog over het boek praat. En het moet simpelweg waardevol zijn: dat valt op talloze manieren te interpreteren en ik denk dat het vooral belangrijk is dat het een boodschap geeft. Je bent niet alleen, er zijn mensen voor je, mensen die net als jij zijn. Mensen die van je houden. Of: ook jij hebt het in je om een held of heldin te worden in jouw eigen verhaal. Dat is denk ik nog het belangrijkste, want uiteindelijk draaien kinderboeken bijna allemaal om helden en schurken, om goed en fout en dat het verschil niet vaak duidelijk is. Kinderboeken kunnen bijdragen aan wat voor persoon een kind wil worden, en dat is de ware magie, de ware kracht. Een goed kinderboek laat zien dat de lezer een goed kind is, hoe dan ook – en een goed mens kan worden, op zijn of haar hele eigen manier. Is dat uiteindelijk niet ook wat Matilda leerde dankzij haar boeken?
Wat vind jij het belangrijkste bij een kinderboek?
Ik denk dat ik het vooral belangrijk vind dat het aansluit op de belevingswereld van een kind; dat ze zich kunnen inleven in de personages en dat de gebeurtenissen de fantasie prikkelen of hen stil laat staan bij bepaalde maatschappelijke kwesties. Dit kan ook onbewust, natuurlijk. Kinderwereldjes zijn nog behoorlijk klein en een goed boek kan hen een kijkje geven in een ander leven.