Toen ik het schrijven nog niet zo serieus aanpakte als ik nu probeer te doen, schreef ik rustig drie boeken tegelijkertijd. Maar ik schreef ook (en vooral) verschillende genres tegelijkertijd: fantasy vond ik het leukst, maar ik heb ook een chicklit geschreven en volgens mij zelfs eens een keer een thrillerverhaal over gestolen paarden (al is dat echt wel héél erg lang geleden). Die andere genres zijn geleidelijk aan verdwenen: het historische genre bleef over. Waarom heb ik daar eigenlijk voor gekozen? Want ik weet wel dat ik mezelf zie als een auteur van historische fictie, en hoewel ik best in andere genres zou willen schrijven (Simone van der Vlugt doet het ook) zie ik het mezelf niet doen.
Als ik heel eerlijk ben, zou ik best met een geniaal idee kunnen komen voor een fantasyserie. Waarschijnlijk iets rondom jonge heksen in de moderne wereld, maar dan minder cliché. En ik zou ook best young adults willen schrijven: er zijn zoveel dingen die me interesseren aan het echte leven en verhalen uit het leven zoals we dat kennen die ik zou willen vertellen. Maar toch denk ik niet dat ik dat ooit echt zal gaan doen. Het interessante is namelijk dat het genre dat ik schrijf heel veel te maken heeft met wie ik zelf ben en mijn persoonlijke omstandigheden: natuurlijk, ik ben dol op geschiedenis en ik wil die mooie verhalen van vroeger, die men vaak vergeten is, graag vertellen. Maar het is ook een beetje op veilig spelen.
Toen ik jonger was, las ik graag fantasy en schreef ik graag mijn eigen fantasyverhalen omdat die werelden interessanter waren dan mijn eigen, kleine wereldje: in fantasy was alles mogelijk en daar genoot ik enorm van. Met historische fictie, wat ik op de middelbare school leuk begon te vinden, was dat ongeveer net zo: verzonnen werelden interesseerden me niet zoveel, dus verdiepte ik me liever in het verleden als verlengde van mijn eigen wereld. Met schrijven is dat ook zo. Maar tegenwoordig lees ik naast historische ook literaire/young adults-romans: de wereld zoals die is interesseert me namelijk heel erg, juist omdat ik er niet zo heel veel van meekrijg. Heb ik overigens geen problemen mee hoor – denk alsjeblieft niet dat ik me opgesloten voel of wat dan ook, ik ben prima tevreden met mijn wereldje. Maar andere werelden zijn ook interessant. En het bijzondere daarvan is dat ik wel graag léés over de echte wereld, maar dat het schrijven daarover me niet zo ligt. Dat weet ik, doordat mijn historische roman eerst twee verhaallijnen had: eentje in het heden en eentje in het verleden. De plot in het heden voelde nooit echt goed, daar was ik nooit echt tevreden mee.
Waardoor komt dat? Heel simpel: doordat mijn wereldje klein is. Schrijven over het verleden is makkelijk omdat het ook makkelijk is om daar van alles over op te zoeken en over te weten te komen – of over te verzinnen als er niets over op te zoeken valt omdat we er te weinig over weten. Over de echte wereld kan ik natuurlijk ook heel veel opzoeken, maar het beschrijven van die echte wereld is toch lastiger. Omdat ik er weinig tijd in doorbreng, weinig contacten heb, veel in mijn eigen wereld zit. Nogmaals: helemaal niet erg, ik red me prima en ik vind het alleen maar fijn. Maar juist doordat ik te weinig weet over hoe mensen momenteel in elkaar zitten en denken, kan ik mijn personages in mijn historische roman beter neerzetten. Van hen kan ik namelijk helemaal zelf verzinnen hoe ze denken en leven. Daarover is namelijk maar weinig bekend.
Dus schrijf ik historische fictie: omdat ik nog te weinig weet over de moderne wereld om moderne fictie te kunnen schrijven. En misschien verandert dat op een dag wel… maar voorlopig vind ik het verleden ook veel interessanter dan het heden en intrigeert het me veel meer om die geschiedenis te vertellen dan een moderne. En het is al heel fijn om te weten dat dit mijn genre is en dat ik daar niet meer naar hoef te zoeken.