Ik denk niet dat het overdreven is om te zeggen dat ik al verhalen schrijf sinds ik überhaupt wist hoe ik een pen moest vasthouden: ik herinner me nog dat de ouderwetse kladblokken en ballpoints niet aan te slepen waren voor de verhaaltjes, briefjes en boodschappenlijstjes die ik als kleine uk al schreef. 25 jaar later heb ik die schrijfblokken grotendeels verruild voor Word-documenten en hebben mijn creatieve spinsels ook wel iets meer om het lijf dan toen… maar tussen die talloze schrijfschriftjes die nog op zolder liggen en de boeken die nu met mijn naam erop in de winkel liggen is een hoop gebeurd, en het wordt een WILDE RIT, maar het leek me voor nostalgische doeleinden een leuk idee om eens in mijn talloze Dropbox-mappen met oude halve en hele verhalen te duiken… want niets beter voor je zelfbeeld als schrijver dan zien waar je vandaan bent gekomen en hoe je je onderweg staande hebt weten te houden, toch?
Logischerwijs herinner ik me niet bijzonder veel van de allereerste verhalen die ik schreef en sowieso is lang niet alles even goed bewaard gebleven. Ik weet nog dat ik op de basisschool in de zo geliefde ‘iets voor jezelf doen’-tijd iets van twintig bladzijden volschreef over een gezin dat een avond uit ging, en op de bank bij mijn opa en oma heb ik die beruchte kladblokken vol geschreven over meisjes die het bos in gingen om… hun oma op te zoeken *ahem* en daarna ging het al vrij snel de kant op van fanficties. Zo schreef ik ooit een aflevering van mijn lievelingsserie destijds – Saved by the Bell – en een verhaal waarin zo ongeveer alle Disneyfilms samenkwamen, en mijn eerste lange verhaal, geschreven toen ik een jaar of acht, negen was, was een chaotische fanfictie van De Babysittersclub gemixt met The Princess Diaries en een dosis eigen ervaring met chronisch ziek zijn. Uit diezelfde tijd herinner ik me ook nog een ingewikkeld sprookjesverhaal over een prins die van huis wegliep en in een soort wonderland terechtkwam en iets over een paardendiefstal… en van dat soort verhalen zitten er waarschijnlijk nog wel meer in alle mappen en dozen uit die tijd.
Ik heb de eerste 12 jaar van mijn leven enorm veel tijd in het ziekenhuis doorgebracht vanwege mijn chronische ziekte, en ik denk dat het niet overdreven is om te zeggen dat ik het gros van wat ik in die tijd heb geschreven, daar is ontstaan of zelfs is gemaakt: als ik me goed genoeg voelde, schreef ik. Als afleiding, als ontsnapping misschien ook wel, maar vooral omdat het gewoon ook was wat ik het allerliefste deed. Ik heb ook verhalen geschreven voor het ziekenhuisblad, maar ik schreef vooral mijn eigen verhalen. Het eerste verhaal dat iets serieuzer was, een fantasy-YA met als titel Aurora, over een jonge meid die ontdekt dat ze een uitverkoren heks is – denk Charmed met een vleug Harry Potter, of andersom – schreef ik tijdens mijn laatste opnames, in 2007, en in 2009 was het af. Dit was niet voor niets het eerste serieuze verhaal: ik vind het nu absoluut niet meer goed, maar ik was er toen machtig trots op en kreeg er van mijn docent Nederlands het compliment voor dat ik ”talent had voor de Nederlandse taal” en dat was me toch fantastisch.
Daarna… jemig, daarna zijn er zo ontzettend veel verhalen geweest. Kerstverhalen voor kerstdiners op school. Ik zat een tijdje op een schrijfforum waar we aan opdrachten werkten en elkaar feedback gaven, schreef verhalen waarvan ik nu echt niet meer kan achterhalen waar ze eigenlijk over gingen, verhalen gebaseerd op songteksten van bijvoorbeeld Skinny Love en op series als Downton Abbey, verhalen die dienden als verwerkingsopdracht bij een boek dat ik las voor school, kinderverhalen voor een lesmethode waar ik freelance aan meewerkte, een Harry Potter-fanfictie geschreven over Harry en Hermelien, en kort daarna ging ik over naar verhalen die je met meerdere mensen schreef in de tijd dat ik als tiener op RPG-fora zat en die me dan weer inspireerden om er maar een eigen verhaal van te maken omdat anderen niet met hun personages deden wat ik wilde dat ze deden. Zo ontstond rond 2011 mijn tweede Grote Serieuze Verhaal: een tienerchicklit getiteld Oorlog op Hakken, dat nog het beste te omschrijven valt als een combinatie van Gossip Girl en Mean Girls, over een nieuw meisje dat samen met haar zus naar een nieuwe stad verhuist en daar wordt ingelijfd door de populaire kliek, met alle highschool-intriges die erbij horen. Ook op dit verhaal kijk ik met passende groeipijnschaamte, maar ook absoluut met passende trots terug, want ik vond het geweldig om dat verhaal te schrijven en het in elkaar te zien vallen. Ga ik er ooit nog iets mee doen? Nee. Maar man, wat heb ik er een lol mee gehad. En wat een DRAMA’S zaten er in dat boek.
In diezelfde periode, zo’n twaalf jaar geleden, begon ik met Bellarose, een… bizar ambitieuze historische roman over een fictief koninkrijk in een niet-definieerbaar tijdperk – wellicht een soort alternatieve geschiedenis? Wie zal het zeggen? – over een kroonprins die een bruid moest kiezen en daarvoor een heleboel meisjes naar het hof laat komen. Inmiddels is dit The Bachelor-aftreksel een geliefd cliché in het young adult-landschap, maar die had ik allemaal nog lang niet gelezen in de periode dat ik dit schreef. Het idee was ook weer geïnspireerd op een van die rollenspelverhalen, en ik heb het zelfs gebruikt in de huiswerkopdrachten voor de creatief schrijven-cursus van de LOI die ik toen deed. Het verhaal verslofte om redenen die ik me niet meer echt herinner: waarschijnlijk groeide het hele concept van een fictief koninkrijk, te weinig historisch onderzoek en een plot die letterlijk alle kanten op ging met meerdere perspectieven en verhaallijnen me boven het hoofd. Het is wel een idee dat ik misschien ooit nog eens een keer opnieuw wil bekijken, omdat ik denk dat ik me sindsdien genoeg heb ontwikkeld als schrijver om er iets van te kunnen maken, maar voorlopig nog niet.
O, en die schrijfcursus? Die was tof! Een hele hoop werk en niet alles was aan me besteed, zeker niet als ik terugkijk met de kennis die ik nu heb over hoe weinig rechtlijnig het schrijverschap echt is, maar ik ben er absoluut van overtuigd dat ik er dingen van heb geleerd die ik nog steeds meeneem in het schrijven, en destijds leverde het me zeker inspiratie en inzichten op voor de schrijver die ik toen was.
Zijn jullie er allemaal nog bij? Mooi, want we zijn er nog niet! Terwijl ik dit stuk schrijf, scrol ik odor mijn archiefmappen met schrijfsels en val ik van de ene verbazing in de andere en kom ik dingen tegen waarvan ik echt werkelijk waar niet meer wist dat ik ze had bedacht of geschreven – zoals een nieuwe versie van het Bellarose-verhaal dat ik bedoeld had voor NaNoWriMo (National Novel Writing Month, een challenge waarbij je probeert 50.000 woorden in 30 dagen te schrijven) 2014 en dat al behoorlijk wat meer leek op De Selectie van Kiera Cass. Maar ook een verhaal met uitgebreid uitgewerkte personages waar ik kennelijk in 2012 mee bezig ben geweest over een balletdanseres die onder veel te hoge druk van haar moeder staat, schrijfplannen voor nog meer Gossip Girl-achtige verhalen (ik was zo gek op die serie), voor een vampierenverhaal (mijn Twilight-tijdperk was eveneens in volle gang) en een The Devil Wears Prada-situatie, voor een verhaal over twee heksenzusjes, voor een verhaal over een heksenschool en voor een verhaal geïnspireerd op De eenzaamheid van de priemgetallen, een boek van Paolo Giordano waar ik destijds erg van onder de indruk was, over een stel dat als kinderen op elkaars pad komt en elkaar jaren later weer tegenkomt, met HEEL VEEL DRAMA EN ELLENDE. En dit was allemaal in dezelfde tijd: zo’n tien tot twaalf jaar geleden. Die cursus heeft me in elk geval een hoop inspiratie bezorgd, zeker als ik kijk naar de hoeveelheid half afgemaakte verhalen uit die tijd: over een zus van Casanova (waarschijnlijk geïnspireerd op ofwel de film ofwel het boek Een schitterend gebrek van Arthur Japin, ofwel allebei), nog meer Downton Abbey-perikelen, de rederijkersperiode, het koninklijk huis tijdens de Tweede Wereldoorlog, een Les Misèrables-achtig, ellendig verhaal over een meisje dat, eh, haar lichaam verkoopt, een romance in Parijs, een arm meisje in een bordeel (ik had toen volgens mij net Misschien morgen van Patricia McCormick gelezen) een meisje dat iemand gaat opzoeken in een psychiatrische inrichting (??) en het begin van een verhaal over een wereld die geregeerd wordt door vrouwen (goh, daar zit misschien nog wel iets in). Klaarblijkelijk deed ik in deze periode lang niet altijd aan uitwerken en schrijfplannen maken en begon ik soms gewoon met een idee. Echt, ik vind dingen waarvan ik geen idee had dat ze bestonden en ik vind het fantastisch.
Maar nu komen we wat dichter bij het heden, want… het was waarschijnlijk al duidelijk, maar dit was ook de periode waarin mijn liefde voor geschiedenis ontwaakte: ik keek series als The Tudors en raakte er compleet van in de ban. Al snel besloot ik dan ook dat ik dat fictieve koninkrijk Bellarose in de ijskast zou gooien en iets heel anders zou gaan doen: een tijdreisverhaal. We schrijven 2012, ik zat op de havo en dit verhaal kreeg me volledig in zijn greep: een tiener die gefascineerd is door geschiedenis ontdekt dat ze hoort bij een groep heksen die als taak hebben historische gebeurtenissen te beschermen tegen kwaadwillenden die de tijdlijn willen veranderen. In korte tijd schoten er twee versies uit mijn handen, waarbij de tweede iets volwassener werd en sneller ’to the point’ kwam en het geen heksen waren, maar gewoon… tijdreizigers. Nu ik er zo op terugkijk, was dat eigenlijk het eerste verhaal dat echt iets origineels had, en ik vond het geweldig om eraan te werken, maar ik stuitte al snel op een heel duidelijk, na al die historische halve verhaalideeën niet zo onverwacht probleem: ik wilde echt tijdreizen. Met andere woorden: die chick die door de tijd kon reizen kon me niet schelen, ik wilde gewoon echt in het verleden duiken zonder magische gedoetjes erbij. En dus ging wat toen heel creatief – ahem – De Brug der Tijden heette ook de ijskast in, bij de prins die zijn bruid moest uitkiezen, en begon ik met mijn meest ambitieuze project tot nog toe: een historische roman-serie. Jazeker.
Als ik Dropbox mag geloven, is het acht jaar geleden dat ik een plan op papier zette voor deze serie: een reeks historische romans over de hofdames van ’s werelds grootste koninginnen, omdat ik in de echte geschiedenis juist de hofdames – de ogen en oren, de schaduwen – het meest interessant vind en veel nadacht over hoeveel van de geschiedenis staat of valt met juist deze figuren, terwijl ze in fictie vaak onderbelicht worden en het altijd de vorsten en veroveraars en hervormers zelf zijn die in de spotlights staan. Het eerste deel moest over de vrouwen van Henry VIII gaan, maar dat bleek al snel veel en veel te omvangrijk te worden voor één boek, dus besloot ik daar maar gewoon een serie an sich van te maken, met meerdere hofdames. Ik begon met uitwerken, plotten… en stortte me op het onderzoek doen. Ik keek films en series om me te laten inspireren, maar verdiepte me ook in boeken en websites van experts en ik viel als een blok voor de historische fictie, voor het opvullen van de gaten die gevormd worden door wat historici niet zeker weten of waar geen documentatie van is en wat dus best gebeurd zou kunnen zijn. Ik geloof niet dat ik me ooit eerder met zoveel passie, verve en vuur op een schrijfproject had gestort, en het resultaat is dat er nu in totaal bijna 400 bladzijden op papier staan, rond de 75% van de zes vrouwen-geschiedenis. En ik vond het fantastisch om eraan te werken, maar ook dit project is in de ijskast beland tijdens mijn studie: het onderzoeken en schrijven ging te veel tijd kosten en mijn liefde voor geschiedenis ebde een heel klein beetje weg doordat het echte leven met mijn studie die ik fantastisch vond meer en meer aan me ging trekken. Dit is echter absoluut een verhaal dat ik weer wil oppakken, want ik ben er zo ontzettend ver mee gekomen en het is echt mijn missie geweest om recht te doen aan de geschiedenis, maar ook aan wat had kunnen zijn, en als de tijd er rijp voor is wil ik dit heel graag de wereld in sturen – en misschien ook nog wel meer boeken in de serie schrijven, maar dat is nog geen gegeven.
Het is inmiddels 2015. Ik ben volop aan het studeren en aan het schrijven – voor mijn blog, mijn boekenblog en voor een aantal freelance opdrachtgevers – maar de historische roman ligt in de ijskast geduldig te wachten tot ik er weer aan toekom. Het verhalen schrijven trekt echter nog steeds aan me, en ik wil met iets nieuws aan de slag, iets realistisch… en dus vraag ik me af wat ik nu eigenlijk écht wil schrijven. En zoals dat gaat met de echt goede ideeën komt het antwoord op een avond in bed bij me op: een contemporary young adult, een semi-persoonlijk wat als-verhaal over twee jongeren in een hospice die liefde bij elkaar vinden op het moment dat niemand het meer verwacht. Het was anders dan alles dat ik ooit eerder had geschreven, maar ik deed het, en binnen 7 maanden had ik een eerste versie die ik cadeau deed aan mijn zus en zwager op hun bruiloft. Daarna stuurde ik het naar proeflezers, want dat ik hier iets mee wilde doen wist ik absoluut zeker – het was misschien wel het begin van het vinden van de schrijfstem die ik nu heb en die ik moet hebben. Ik merkte echter ook al snel dat het verhaal nog te persoonlijk was en dat ik een slag moest maken om het wat minder semi-autobiografisch en wat meer episch moest maken, en dus besloot ik het een tijd te laten liggen om afstand te creëeren en er later mee verder te gaan. Dat is nog steeds het plan: ik heb inmiddels aardig wat zaken bedacht die ik wil aanpassen, en eigenlijk geldt ook hier: als de tijd er rijp voor is, wil ik er een nieuwe versie van maken en die hopelijk een thuis gaan geven bij een uitgever, want het is een verhaal waar ik enorm in geloof en met heel mijn hart achter sta.
Na dit verhaal wilde ik verder met een ander idee, dit keer een stuk minder persoonlijk: twee jongeren die allebei zakken voor hun eindexamens omdat ze de gebaande paden willen ontvluchten en echt willen léven. Ik heb ontzettend veel uitgewerkt aan dit verhaal, hele formats gecreëerd voor alles waar ik over wilde nadenken, en dat had een reden: het lukte niet. Na het onwijs persoonlijke hospiceverhaal dat zichzelf min of meer schreef omdat het zo natuurlijk voelde, was dit een veel grotere uitdaging en kreeg ik het maar niet te pakken, hoe ik ook probeerde om het verhaal goed te leren kennen. Ik had een enorme plot, wist ook van alles over de personages en wat ze wilden en nodig hadden, maar meer dan een aantal hoofdstukken heb ik nooit op papier gekregen… misschien doordat ik het verhaal niet voelde of doordat het schrijven van fictie gewoon even niet in mijn leven paste. Ik was volop bezig met mijn studie en met alle blogs, en het verhalen schrijven leek even niet zo in mijn systeem te zitten. En hoe jammer ik dat ook vond, ik besloot het te laten voor wat het was. Dat was 4,5 jaar geleden, en hoewel het verhaal door mijn hoofd bleef spoken, liet ik het gaan… en daarmee het schrijven als geheel. Toch wist ik altijd wel dat dat tijdelijk was, dat ik er niet helemaal mee zou stoppen, maar alleen even voorlopig.
Heb ik echt helemaal niet geschreven? Zeker wel. De inspiratie uit boeken, films, series en songteksten bleef vloeien, en het opschrijven van ideeën ging gewoon lekker door, het maken van moodboards bij die ideeën ook, en soms vloog er ineens een eerste hoofdstuk uit mijn toetsenbord, zonder dat ik echt iets had gepland. Bovendien bleef ik online speuren naar tips en tricks voor het goed neerzetten van verhalen en waren ook alle ijskastverhalen nooit ver uit mijn gedachten.
Toen in 2020 door een samenloop van omstandigheden – corona, de verhalenbundel Zomerdromen waar ik voor gevraagd werd, het onderwerp van mijn scriptie dat me enorm inspireerde, mijn afstuderen en het nieuwe hoofdstuk dat begon – het schrijven weer op mijn pad kwam, voelde dat dan ook alleen maar ontzettend goed en natuurlijk. Misschien juist doordat ik mezelf een tijdlang niet heb opgelegd te schrijven, maar wel ben blijven toegeven aan de inspiratie die aan me trok. Misschien waren het gewoon duwtjes van het universum in allerlei richtingen die me hebben geleerd om altijd mijn hartsnaren te volgen naar waar ik het liefste wil zijn, en misschien was dit ook zo’n duwtje terug in de richting van iets dat nooit weg is geweest, maar nu meer dan ooit voelt alsof het helemaal bij me hoort. Want sinds Zomerdromen heb ik in nog 3 verhalenbundels gestaan en een schrijfwedstrijd gewonnen, maar ook het eerste deel geschreven van een new adult-romantrilogie, een verhaal waar ik zelf compleet verliefd op ben, en ligt er nog van alles in het verschiet.
Ik denk dat ik met recht kan zeggen dat ik altijd, echt altijd al heb geschreven, en vooral ook altijd ontzettend veel heb geschreven. Als ik terugkijk, vind ik het niet alleen heel leuk om te zien dat ik ‘vroeger’ zoveel korte verhalen schreef, toen een tijdje alleen maar lange verhalen wilde maken en nu juist weer ook de korte verhalen leuk vind, en om te zien dat ik me altijd zo enorm heb laten inspireren door andere dingen die ik leuk vond, maar vind ik het ook ontzettend tof dat ik altijd elk sprankje inspiratie heb gevolgd dat ik had, ook al leidde het uiteindelijk tot niets of bleek het niet het juiste moment, want juist door het creëren van al die verhalen weet ik denk ik nu heel goed wat het schrijven voor me betekent: niet meer alleen een afleiding of ontsnapping in de geschiedenis, niet meer alleen een manier om een leven te leiden dat in werkelijkheid niet voor me is weggelegd, niet alleen een passie, maar echt ook een hang naar het vertellen van verhalen die het zo ontzettend waard zijn om de hartsnaren van lezers te beroeren. Juist doordat ik altijd zoveel heb geschreven, zoveel verschillende dingen en op zoveel verschillende manieren, denk ik dat ik nu weet wat dat voor verhalen moeten zijn en hoe ik die wil vertellen. Er zijn volgens mij nog onwijs veel verhalen die ik ook nog heb geschreven en die ik nu vergeet, en sowieso heb ik ongelofelijk veel geschreven dat niets met fictie te maken heeft, maar een ding is zeker.
Ik ben ontzettend trots op het kleine meisje dat in haar ziekenhuisbed driftig zat te schrijven, op de twaalfjarige die aan een waarzegster vroeg of ze schrijfster zou worden en die avond aan avond personages uit haar mouw zat te schudden, op de tiener die avonden lang research zat te doen voor een historische roman en op de twintiger die het aandurfde om haar eigen wat als-scenario om te zetten in een verhaal. Maar ik ben nog veel trotser op de Vivian van drie jaar geleden, die besloot werk te maken van die schrijfdroom – inclusief genre-experimenten, een wedstrijd en het oppakken van een serieuze roman – en op hoe hard ik daar nu aan werk. En ik kan niet wachten om te zien waar het me nog gaat brengen.