vlcsnap-2015-01-27-10h17m21s56

Bron

Voor het portfolio van de tweedejaarsstage moeten we een onderwijsvisie schrijven. Toen ik dat voor het eerst hoorde, dacht ik ”oké, en hoe precies?” maar inmiddels weet ik veel beter wat het inhoudt. Inmiddels besef ik dat eigenlijk elke docent een onderwijsvisie nodig heeft, anders word je gek: zonder visie weet je niet echt waarom je in de klas staat, wat je de kinderen wilt meegeven – en niet alleen vakinhoudelijk, maar ook overkoepelend. Kinderen zitten bijvoorbeeld niet alleen maar in mijn klas om te leren spellen en lezen en schrijven, maar ook om zich te ontwikkelen, om goede mensen te worden. Daarom vind ik het helemaal niet erg om af te wijken van het programma, het gaat er namelijk om dat ze iets leren: en of dat nou iets is over Nederlands of gewoon over het leven zelf, mij een biet (oké, het liefst allebei natuurlijk).  Maar onderwijsvisie gaat niet alleen over waarom je wilt lesgeven, het gaat ook over hoe je vindt dat dat lesgeven zou moeten gebeuren, hoe leerlingen dat vakinhoudelijke en overkoepelende zouden moeten leren. Onderwijsinnovatie dus: de toekomst van het leren. Vind ik sowieso heel erg interessant (ik ben een studiebol hè) en daarom kon ik mijn hart ophalen bij de Tegenlichtuitzending van een poosje terug. En ik stond versteld van wat ik allemaal zag.

Ik had de uitzending opgenomen en keek het gewoon om te zien wat het was, maar besloot al snel dat ik het de volgende dag nog eens wilde kijken en dan met aantekeningen maken erbij – want jeetje, wat een inzichten allemaal. Het programma ging over verschillende scholen in Nederland waar het onderwijs net eventjes anders aangepakt wordt, om het kort te zeggen. De twee sleutelfactoren daarbij zijn eigenlijk ten eerste leerlinggerichtheid en ten tweede realisme. Dat tweede concept is eigenlijk meer uitgangspunt dan invloedfactor: het onderwijs van nu is namelijk niet meer gericht op de maatschappij van nu. Klinkt tegenstrijdig, maar ik bedoel… ga maar na. Op school wordt alles aangeleerd in vakken, maar in de samenleving is het allemaal niet zo zwart-wit. Veel kennis die kinderen moeten leren, zoals feitjes over de Grieks-Romeinse tijd of dat ze bepaalde plaatsen weten te liggen, is helemaal niet belangrijk in het dagelijks leven. Juist op dat dagelijks leven worden ze niet voorbereid, en daardoor is de kloof tussen school en buitenwereld vaak groot. Natuurlijk kunnen scholen aandacht besteden aan persoonlijke vorming en leefstijl en die dingen, maar dat gebeurt dan vaak pas op een punt dat het weinig zin meer heeft (in de derde klas bijvoorbeeld).

Realistisch aansluiten bij de maatschappij en het dagelijks leven als basis nemen moet dus veel belangrijker worden. Ik weet niet zo goed hoe ik moet uitleggen dat ik het hiermee eens ben, maar het idee van één van de scholen om de leerstof aan te bieden in overkoepelende thema’s spreekt mij ontzettend aan. Als je bijvoorbeeld met de hele school, dus met alle vakken, het thema ”andere culturen” behandelt, kun je daar naadloos op aansluiten. Bij aardrijkskunde kun je leren waar mensen van andere culturen zoal wonen, bij maatschappijleer kun je leren wat die culturen inhouden, bij geschiedenis leer je hoe ze zijn ontstaan en zich hebben ontwikkeld, bij godsdienst leer je meer over hun geloof. Dit zijn dingen die je straks namelijk echt nodig kunt gaan hebben om mensen beter te begrijpen, én het aanbieden van de stof op deze manier zorgt ervoor dat kinderen een beter totaalbeeld krijgen, dingen met elkaar in verband en in context kunnen brengen waardoor het een concreet plaatje wordt.

Dan leerlinggerichtheid, het allerbelangrijkste. Kinderen worden tegenwoordig veel te veel over één kam geschoren. Eén van de geïnterviewden in het programma formuleerde het als volgt en daar sluit ik me helemaal bij aan (sterker nog, het was voor mij een eyeopener): ”Wil je kinderen gelijke kansen bieden, dan moet je ze ongelijk onderwijs geven.” Waarom? Omdat kinderen niet gelijk zijn. Ze zijn niet allemaal hetzelfde, ze hebben verschillende belangen en behoeften, om nog maar te zwijgen van de verschillende persoonlijkheden! En ze zullen ook niet allemaal dezelfde kant op gaan in de toekomst, juist niet. Geef ze dus onderwijs dat bij ze past, speciaal ingericht op hun persoonlijke leerroutes, ter bevordering van hun ontwikkeling. Als we dat doen, als we elk kind gewoon op zijn eigen niveau laten leren, op zijn eigen manier vooral, hoeven we ons ook niet meer of minder druk te maken om leerproblemen, dyslexie, ontwikkelingsachterstanden en leerlingen met speciale behoeften. Dan kan ieder kind op zijn eigen gepersonaliseerde manier onderwijs volgen. Idealistisch, jazeker, maar het zou zo mooi zijn!

Hoe zou het dan moeten werken in de praktijk? Ik ben vooral erg geïnspireerd door De School in Zandvoort en het Hyperion Lyceum in Amsterdam. De School is een complete integratie van buitenschoolse opvang en onderwijs: kinderen mogen zelf bepalen wanneer ze vakantie hebben, wanneer ze komen en naar huis gaan en vooral: hoe ze hun dag indelen. Er zijn vaste tijden voor bepaalde dingen, zoals nakijken of bespreken met de juf, en verder bepalen de kinderen met eigen planners wat ze wanneer doen. Compleet gepersonaliseerde leerroutes dus, binnen overkoepelende thema’s bovendien. Het Hyperion Lyceum gaat nog een stapje verder: zij bieden het onderwijs aan op een manier waarop de keuzes van de leerling centraal staan. Ze mogen zelf kiezen voor werkvormen en hoe ze zich de stof eigen willen maken: die sturing van het eigen leerproces zit er helemaal in én ze krijgen bovendien vakken die niet deel uitmaken van het examenprogramma, maar door de school zelf in het leven geroepen zijn. Andere dingen waaraan waarde wordt gehecht, zijn zelfvertrouwen – want hoe zelfbewuster de leerlingen, hoe beter ze zich ontwikkelen en dus kunnen leren – en het veranderen van onderwijs op basis van signalen die uit het onderwijs komen in plaats van uit de opinie van de veranderaars.

Maar wat nu eigenlijk het allerbelangrijkste is van het hele onderwijsinnovatieve verhaal? Dat onderwijs(innovatie) moet draaien om onderwijs waardoor leerlingen willen leren. Want als ze willen leren, dan leren ze ook. En ik ben hier enorm door geïnspireerd! Natuurlijk zijn er ook negatieve kanten: de sterke metacognitie moeten leerlingen wel aankunnen en op sommige scholen wordt er wel erg afgeweken van de norm (het eindexamen). Maar dat weerhoudt mij er niet van om het volop te gebruiken in mijn eigen lessen. Vooral de keuzemogelijkheden pas ik graag toe, en ik merk dat leerlingen het leren ook echt leuker vinden als ze elf mogen kiezen hoe ze het doen. In de toekomst, als ik eenmaal echt voor de klas sta, wil ik hier nog veel verder mee experimenteren: ik zou bijvoorbeeld pleiten voor compleet op de leerlingen afgestelde leerroutes, een paar keer per jaar een themaweek waaraan alle vakken aandacht moeten besteden… die combinatie van leerlinggerichtheid en realisme is goud. Maar we moeten wel weten hoe we dat goud kunnen smeden, en dat is nog niet zo gemakkelijk.

You may also like...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

CommentLuv badge

[instagram-feed]