Ik schrijf sinds ik een jaartje of 8 was. In het begin was het echt pulpfictie, van die sprookjes gebaseerd op Disney-films, verhalen over paarden die doodgingen en prinsen die in een andere wereld terecht kwamen. Of een nieuwe aflevering van Saved by the Bell, destijds mijn favoriete tv-serie. Later werd het serieuzer, met mijn eerste echte verhaal over een Italiaans meisje – Aurora geheten – dat haar ware identiteit als heks ontdekt. Dat verhaal liet ik zelfs nog lezen aan mijn leraar Nederlands en die was erg onder de indruk. En dat terwijl ik dat verhaal nu vreselijk vind.

In september vorig jaar heb ik mijn tweede lange verhaal afgemaakt, een chicklit die eigenlijk vrij sterk gebaseerd is op series als Gossip Girl en 90210. Over de Queen Bee op een school in Beverly Hills en haar vrienden, allemaal stinkend rijke tieners met hun persoonlijke drama’s. Aan dat verhaal heb ik pakweg twee jaar gewerkt en ik wist honderd procent zeker dat ik ermee naar een uitgever wilde, dat het misschien zelfs wel echt goed genoeg zou zijn om als chicklit gepubliceerd te worden. Maar nu, ongeveer tien maanden na het voltooien van dat verhaal, kijk ik er eigenlijk niet meer naar om. Niet zozeer omdat ik het slecht vind, maar ik vind het ook niet zo goed meer. Ik heb het een keer of drie herlezen en herschreven, maar nog steeds denk ik bij veel passages: nee, dit is het niet, dit ben ik niet. Dat is ook niet zo verwonderlijk als je bedenkt dat ik daar twee jaar van mijn leven mee bezig ben geweest en toen ik begon dus heel anders schreef dan nu.

En dan is daar ook de historische roman waar ik tegenwoordig vol geestdrift en enthousiasme aan werk. Ook dat verhaal is al een jaar of twee terug ontstaan, maar op de één of andere manier ben ik dol op dat verhaal, veel doller dan op de chicklit. Ik weet niet waarom, maar ik vind het schrijven van een chicklit niet (meer) bij mij passen. Ik hou niet van chicklits en ben van mening dat het schrijven ervan te ver onder mijn schrijversniveau ligt. Niet dat ik nou enorm wil opscheppen over mijn schrijversniveau, maar ik heb chicklits altijd erg oppervlakkig en cliché gevonden, en zo wil ik niet schrijven. Ik ben geen Jill Marshall, wil dat ook niet zijn – ik streef er eerder naar om de nieuwe Philippa Gregory of Simone van der Vlugt te worden. Met andere woorden: ik sta veel meer achter mijn historische roman dan ik achter mijn chicklit heb gestaan.

Is dat dan niet hartstikke zonde? Nee. Ik vind van niet, want ik heb veel plezier gehad van het schrijven van die chicklit. Ik heb ervan genoten en ben er beter door gaan schrijven. Voorlopig ga ik niets serieus doen met dit verhaal: het blijft op mijn laptop staan en misschien dat ik er over een tijdje nog eens naar kijk en het op grootse wijze ga herschrijven. Maar voorlopig stort ik me helemaal op mijn historische roman, die zich afspeelt in het jaar 1660, in een door mij verzonnen land omtrent een door mij verzonnen koninklijke familie. Dat verhaal vind ikzelf momenteel zo goed dat ik dat nog wel eens in de winkel zie verschijnen. De chicklit niet.

Moraal van dit verhaal? Blijf schrijven. Schrijf voor je plezier, schrijf omdat je het leuk vindt en ervan geniet. Schrijf niet met de droom om te publiceren of je favoriete auteur te evenaren – want in 99 procent van de gevallen lukt je dat niet. Meet jezelf een stijl aan, boots niet iemand na. En het is helemaal niet erg als je vandaag een verhaal waaraan je twee jaar geschreven hebt niet leuk meer vindt: dat betekent alleen maar dat je beter en serieuzer bent gaan schrijven en dus ontwikkeld bent als schrijver.

You may also like...

2 Comments

  1. Zo voel ik dat ook, maar ik schrijf mijn chicklit wel af.

    1. De mijne is ook af, alleen ga ik er niets meer mee doen 🙂

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

CommentLuv badge

[instagram-feed]