Vandaag, 19 april, is de Landelijke Dag tegen Pesten. Een tijdje geleden was er al een landelijke actie tegen cyberpesten, maar ook het face to face-pesten vormt een groot probleem en dat wordt misschien wel onderschat door alles wat er tegenwoordig op sociale media kan gebeuren. Ik ben zelf nooit gepest en ook al is het misschien een open deur, ik heb ook nooit iemand gepest. Maar op de basisschool en later op de middelbare school heb ik wel vaak gezien dat het gebeurde: ik vond het altijd heel gemeen en fout, maar ik beschouwde het eigenlijk ook een beetje als iets wat erbij hoort, iets wat nu eenmaal gebeurt op school. Inmiddels, nu ik zelf voor de klas sta, denk ik daar heel anders over. Pesten mag niet worden beschouwd als iets vanzelfsprekends, want kinderen gaan eraan kapot. Maar kunnen we er wel echt iets tegen doen?
Sinds ik het vak adolescentiepsychologie heb gevolgd afgelopen periode, begrijp ik veel meer van hoe jongeren in elkaar zitten en hoe ze zich ontwikkelen. Pesten is ook iets wat ik beter ben gaan begrijpen. Ik geloof namelijk niet dat mensen slecht geboren worden: er bestaat niet zoiets als een goed mens of een slecht mens zijn, het gaat om de keuzes die je besluit te maken en wat je met je leven doet en hoe je door je omgeving gevormd wordt. Kinderen die pesten, doen dat niet omdat ze het leuk vinden of omdat ze nu eenmaal zo in elkaar zitten.
Ze doen het uit onzekerheid. Puur onzekerheid.
Dat hoeft geen onzekerheid te zijn in de zin van twijfelen over je lichaam of wat je wil in het leven: het kan ook onzekerheid zijn die gaat over je sociale positie of over wat je waard bent. Ik weet inmiddels dat jongeren zich soms een kunstmatige identiteit aanmeten om te verdoezelen dat ze eigenlijk helemaal niet weten wie ze willen zijn: een meisje dat eigenlijk heel onzeker is, wordt bijvoorbeeld het kreng van de school om te verbergen dat ze zo onzeker is en zo gaat het ook met pesten. Kinderen die gepest worden, zitten vaak slecht in hun vel, zijn onzeker, weten niet wat ze willen, hebben zelf geen veilige omgeving om op terug te vallen en willen aanzien en macht, maar wat ze vooral willen is zich sterk opstellen zodat hun onzekerheid niet te zien zal zijn. De kans is groot dat ze het pesten helemaal niet leuk vinden, maar vinden dat ze het moeten doen, dat het nodig is. Uit zelfbehoud.
Ik wil trouwens helemaal niet beweren dat ik een expert ben of zo hoor, absoluut niet: er is vast nog veel meer te zeggen over waarom kinderen pesten. Maar ik denk dat het juist voor docenten ontzettend belangrijk is om te beseffen dat er gepest wordt omdat kinderen iets tekort komen. Ze moeten de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen en om fouten te maken, ze moeten weten dat het helemaal niet erg is om onzeker of bang te zijn en ze moeten weten dat ze goed zijn zoals ze zijn. Gebeurt dat niet, dan kunnen de kinderen die pesten – én de kinderen die gepest worden, want die gaan vaak zelf ook pesten – echt problemen krijgen met hun ontwikkeling en dat mag gewoon niet.
Wat zouden we ertegen moeten doen in het onderwijs? Ik denk dat het pestprobleem het beste aangepakt kan worden door een prettig klimaat te creëren waarin de pesters het gevoel krijgen dat ze er mogen zijn, dat ze niet stoer of gemeen hoeven te doen om gezien te worden. Daarnaast denk ik dat er in de klas zeker aandacht moet worden besteed aan pesten, maar wel in indirecte vorm: als je het heel direct adresseert, haken leerlingen snel af. Het werkt volgens mij veel beter om het met ze te bespreken binnen de kaders van de lesstof. Ik sta bijvoorbeeld te popelen om klassikaal het boek Wat als…? van Danielle Bakhuis met mijn brugklasleerlingen te lezen, omdat dat zó goed weergeeft hoe het is voor iemand die heel weloverwogen pest. Of Stuk van Judith Visser, waaruit blijkt hoe erg het kan zijn om gepest te worden. Ik denk dat dat nog het beste werkt, want als je leerlingen kunt laten inzien wie ze zijn en wat hun gedrag doet met anderen, leer je ze pas echt iets.