Ik weet niet hoeveel van jullie op zaterdag de Telegraaf lezen en dan stilstaan bij de rubriek Ik Leef, maar in ieder geval… daar stond ik in, twee weken geleden! Zoals je hierboven kunt zien, een interview met foto. In de eerste Friday Favourites schreef ik al dat ik geïnterviewd was voor een bijzonder stukje en dat interview is dus geresulteerd in bovenstaand stukje! Het was heel leuk om te doen, om mijn verhaal te vertellen en mezelf te laten zien, maar ook eigenlijk heel spannend: het is wel een grote landelijke krant, niet niks dus. Dan moet je echt wel even nadenken of je dat wel wil…
De reden dat ik al vrij snel wist dat ik het wilde doen, was eigenlijk vrij simpel. Niet alleen is het natuurlijk een supertoffe eer om door een journalist gevraagd te worden voor een interview, ook vind ik het gewoon ontzettend leuk om te vertellen over mezelf en over wat ik doe – ik kan goed praten, vooral over mezelf haha. Ik was toen ook druk bezig met de voorbereidingen voor Happiness in the Making en rook ook best wel een kans: door dat interview zou ik er meteen wat bezoekers naartoe kunnen trekken, hopelijk. Dus ik zei ja, en het interview was zoals gezegd superleuk en ging ook van een leien dakje.
Toch is het best grappig: mijn ouders en ik zijn er nooit de personen naar geweest om aandacht naar ons toe te trekken. Vanwege mijn ziekte krijgen we die natuurlijk wel – mensen op straat kijken altijd, mensen in het openbaar spreken ons wel eens aan – maar dat forceren we niet. De buitenwereld heeft in wezen niets te maken met wat zich in ons leven afspeelt, dat hoeven we niet aan de grote klok te hangen. Daarom was het voor mij ook best even nadenken over hoe ik het precies zou gaan aanpakken.
De vraag is namelijk altijd een beetje: hoeveel vertel ik precies, hoeveel van mezelf laat ik zien? Ik heb het nooit belangrijk gevonden om populair te zijn of om bekend te zijn bij mensen, maar ik wil wel graag, zoals in het artikel ook staat, een stukje buitenwereld veroveren, mensen laten zien wie ik ben en hoe ik in het leven sta om op die manier iets over te dragen, iets te betekenen. Er zijn echter wel dingen die gewoon niemand hoeft te weten en die ik dus niet heb verteld bij het interview – en die ik hier ook niet ga vertellen, sommige dingen moeten privé blijven. Vanuit het ziekenhuis waar ik al zit sinds ik een baby was, zijn ook vaak bepaalde verzoekjes gekomen: ik ben nu al bijna twintig jaar patiënt en tja, dan word je op een bepaalde manier toch een soort oerpatiënt. Ik heb bijvoorbeeld niet al te lang geleden meegewerkt aan een kookboek van het ziekenhuis, Sophia Kookt, wat ontzettend leuk was om te doen! Vlak daarna werden we ook weer benaderd om ergens voor geïnterviewd te worden omtrent het koken en eten, maar toen hebben we eigenlijk met z’n drieën nee gezegd. Het is hartstikke leuk om zoiets te doen, maar het is wel heel veel gedoe en als je aan de gang blijft, kom je terecht in een mediacircus en dan ligt er ineens meer van je op straat dan je eigenlijk wil. Dat willen we graag voorkomen.
Dat is het hem ook, op die manier schrijf ik ook mijn blogs. Genoeg informatie geven om te laten zien wie ik ben, wat ik doe en hoe ik leef, maar niet genoeg om mezelf bloot te geven. Nu doe ik dat natuurlijk ook wel door te schrijven over wat er in me omgaat en wat er zoal speelt in mijn leven, maar dat is toch anders: dat is altijd nog een oppervlakkige soort van blootgeven. Ik vermijd het om echt persoonlijke informatie te delen, dingen van mijn familie bijvoorbeeld, of van vroeger. Dingen die, laat ik het zo zeggen, niet bijdragen aan het veroveren van mijn stukje buitenwereld. Dat neemt echter niet weg dat het heel tof was om dit te doen en ook een manier om uit mijn comfortzone te treden: ik heb mijn verhaal verteld, een publiek bereikt, mezelf aan een grote groep laten zien – en dat is wel een tikje moeilijker dan het lijkt.
Heel erg leuk interview. En knap dat je dat hebt gedurfd. 🙂
Knap gedaan! Ik werd een tijdje terug benaderd door iemand van de radio voor een interview. Ik heb het toen niet gedaan, want het was dezelfde dag nog en ik was te moe om erover na te denken.