leave-364178_1280

Bron

Ik geef al sinds het begin van mijn stage les aan een tl/havo-brugklas. Superleuke kinderen, die vooral heel lekker eerlijk zijn in de feedback die ze me geven en de manier waarop ze zich gedragen tijdens mijn lessen. Bijzonder is dat ik hen les heb gegeven toen ik het nog niet echt goed in de vingers had en dat ze dus getuige zijn geweest van mijn ontwikkeling: daardoor merk ik gewoon dat ze nog steeds mijn grenzen aan het zoeken zijn en me een beetje uittesten af en toe. Helemaal niet erg: ik vind het alleen maar leuk om op die manier een beetje met ze te spelen. Maar ik merk ook dat zij mij echt als stagiair zien, en dat is best lastig: ik voel me namelijk niet echt een stagiair, maar ”gewoon” een docent in opleiding. En zo word ik ook behandeld door de andere docenten, wat ontzettend fijn is. Maar juist doordat de klas me nog niet ziet als een volwaardige docent, loop ik tegen een probleem aan.

Al sinds het begin van mijn opleiding heb ik voor mezelf een heel duidelijke onderwijsvisie gehad: ik sta voor de klas om die kinderen beter te laten worden in taal en ze bovendien taalgevoel bij te brengen en als het kan ook nog een dosis taalplezier. Maar ik sta óók voor de klas om iets bij te dragen aan hun ontwikkeling, om ze iets te leren over de grote boze buitenwereld, over het leven, over de mensen die ze zijn of kunnen worden. Ik ben niet alleen een didactica, maar ook een pedagoge. Oftewel: ik geef niet alleen Nederlands, ik geef les. Ik wil het allebei: mijn leerlingen leren hoe ze werkwoorden op de juiste manier moeten vervoegen én hoe ze goede mensen moeten zijn.

Maar dat laatste stukje, dat pedagogische lesgeven, is lastig. Zeker omdat ik nog niet echt word beschouwd als een volwaardig docent, en om leerlingen iets bij te brengen over het leven en over de wereld moeten ze je wel als zodanig serieus nemen, anders nemen ze het niet van je aan. Laatst wilde ik het met hen hebben over basale klassenregels, maar mijn stagebegeleider zei vrijwel meteen dat ik dat beter niet kon doen: regels nemen kinderen namelijk niet aan van een stagiaire, zo werkt dat gewoon.

Natuurlijk begrijp ik dat wel. De lessen die ik geef zijn niet perfect: ik maak nog fouten die de leerlingen opvallen en ik doe veel dingen anders dan ze gewend zijn, dus dan is het ook logisch dat ze me nog niet echt helemaal accepteren. Ik ben al hartstikke blij dat ze wel gewoon luisteren en opletten en bereid zijn iets van me te leren, en ik snap echt wel dat ze nog niet bereid zijn zich door mij te laten opvoeden – want dat is wel waar het op neerkomt. En ik denk dat dat ook vanzelf komt: ik leer elke week dat ik er ben weer ontzettend veel bij over het lesgeven, over wat wel en niet werkt voor mij en ook over de leerlingen en mijn lessen zijn nu al stukken beter dan toen ik begon, logischerwijs. Dus dat vertrouwen en die bereidheid krijg ik vanzelf wel. Daar ben ik van overtuigd.

Maar het is wel jammer, want ik loop over van de ideeën voor lessen buiten de lijntjes, dus buiten de kaders van het Nederlands. Ik geef sowieso al buiten de lijntjes les als ik de leerlingen iets los van de methode laat doen, maar ik wil ook zoveel dingen bespreken die compleet vakoverstijgend zijn. Het lijkt me bijvoorbeeld geweldig om met de leerlingen een mini-Over de streep te doen of het te hebben over dingen die niet zoveel te maken hebben met Nederlands, zoals pesten of racisme of nare dingen in de wereld. Maar ik snap ook wel dat ik me daar nog beter niet aan kan wagen omdat het best zware thema’s zijn waarmee ik schade kan aanrichten als het fout gaat, schade aan de band tussen mij en de leerlingen. Dus tot het moment daar is dat ik het wel aankan, geef ik er gewoon een draai aan zodat het iets met Nederlands te maken heeft. Twee vliegen in één klap: werkt ook prima.

You may also like...

1 Comment

  1. Wat goed van je. Zulke onderwerpen maken de les vaak wel interessant!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

CommentLuv badge

[instagram-feed]