Ik ben altijd een dromer geweest. Letterlijk: als kind kon ik soms zomaar, midden in een gesprek, afdrijven en dan minutenlang in het verre oneindige staren… en als ik dan eenmaal terug op aarde was, kon ik me soms niet eens meer herinneren waar ik met mijn gedachten had gezeten. Maar ik heb ook altijd echt dromen gehad, al toen ik jong was: ik wilde kinderverpleegkundige worden, en toen prikzuster, en dan ook nog kinderboekenschrijfster. Ik droomde over waar ik later zou wonen en op wie ik verliefd zou worden, ik droomde van paarden hebben en zwemmen met dolfijnen… kinderdromen, heerlijke kinderdromen. En later nam ik het don’t you dream impossible things? van Taylor Swift ter harte, droomde ik van in mijn eentje op reis gaan en een leven creëren waarmee ik iedereen kon laten zien wat ik waard was, dat ik meer was dan dat grijze muisje. Ik heb altijd gedroomd, maar mijn echte dromen kwamen pas zeven jaar geleden, toen ik dat leven begon te bouwen… en erachter kwam dat het er heel anders uitzag dan ik altijd had gedacht.
Nu ik zo langzamerhand naar mijn afstuderen toewerk – deze herfst! – realiseer ik me meer en meer hoe gek het allemaal is gegaan. Op de middelbare school zei ik altijd, zo vastbesloten en gedecideerd als maar kon, dat ik naar de universiteit wilde om Nederlands te gaan studeren. Dat ik daar dan voor naar Utrecht of Leiden zou moeten, maakte niet uit: ik was ervan overtuigd dat dat op de één of andere manier wel mogelijk moest zijn. Een tijdlang heb ik zelfs overwogen om vwo te gaan doen na mijn havodiploma: stiekem was het ook een beetje een droom om iets van het ‘’normale’’ middelbare-schoolleven mee te pikken, gewoon om te ervaren hoe dat was, en dan zou ik een diploma kunnen halen waarmee ik rechtstreeks naar de studie van lezen en schrijven kon. Dat was wat ik wilde, wie ik was en wie ik zou worden. Dat was mijn droom.
Maar het grappige is dat ik nooit verder dacht dan dat studeren. Nu is dat ook een beetje het puberbrein eigen, want op zo’n leeftijd kun je nog niet echt ver vooruit denken, maar ik had ook echt geen idee wat ik dan wilde gaan doen als ik eenmaal Nederlands had gestudeerd. Bij een krant of een tijdschrift werken? Of me gewoon helemaal storten op het schrijven – want in de biografie van mijn favoriete auteurs stond immers ook vaak dat ze Nederlands hadden gestudeerd. Ik zei het zelfs tegen mijn nichtje uit New York toen zij met haar man kerst bij ons kwam vieren: I want to study Dutch because it will help me be more acknowledged as a writer.
Maar vwo bleek het niet te worden, want dat durfde ik niet aan met mijn gebrekkige wiskundige vermogens… dus dan werd het een hbo-propedeuse. Ik ging naar de open dag van de Hogeschool Rotterdam, nam een kijkje in de zaal waar de lerarenopleidingen werden besproken… en daar was ik heel snel weer weg. Ik zag mezelf zó níet voor de klas staan, vanwege mijn gehoorprobleem maar ook gewoon omdat ik het niet zag gebeuren. Ik vond onderwijs best interessant, maar er was nooit ook maar een haar op mijn hoofd geweest die overwoog om docent te worden. Nooit. Ik overwoog nog eerder om de opleiding Culturele Maatschappelijke Vorming te gaan doen dan de lerarenopleiding.
En toch werd het de lerarenopleiding: dat sloot het beste aan op de studie Nederlands, en vooruit: die vakken als zakelijk schrijven, taalkunde en literatuur van de moderne tijd… dat klonk best als iets wat ik leuk zou vinden. Die onderwijsvakken waar ik me totaal niet toe aangetrokken voelde, die beschouwde ik dan maar als noodzakelijk kwaad. Sterker nog, zo zag ik de hele opleiding in eerste instantie: een noodzakelijk kwaad, een manier om verder te komen, om daar te komen waar ik naartoe wilde, om die deur verderop te openen.
En toen… ik weet nog steeds niet hoe het gebeurd is of wanneer, maar ineens vond ik het gewoon ontzettend leuk. Opeens had ik een passie voor het vak Nederlands, opeens had ik een passie voor onderwijs en lesgeven. Opeens schoten er allerlei ideeën en idealen door mijn hoofd, opeens… opeens was ik docent. En toen het moment kwam dat ik alle punten van mijn eerste jaar binnen had en dat propedeusepapiertje mocht ondertekenen, heb ik geen moment getwijfeld: ik ga door. Ik ga hiermee verder. Dit is wat ik wil, dit is wie ik ben, dit is wie ik ga worden. Dit is het. Ik denk dat nog nooit iets zó natuurlijk heeft gevoeld. ‘’Het onderwijs moet je passen als een jas’’, zei mijn oude docent Nederlands toen ik haar op een gegeven moment interviewde, en ik denk dat dat de beste beschrijving is van het gevoel: alsof het om me heen gleed als een perfect passende jas. Het paste. Het klopte.
Ik ontdekte een heel nieuw stuk van mezelf, bijna alsof ik er op dat moment achter kwam wie ik echt was. Mijn ouders zeiden later dat ik in die periode, zo rond het begin van mijn opleiding, enorm veranderde en groeide en volwassener werd, en ik denk dat dat komt doordat ik toen mezelf echt heel erg leerde kennen, met passies en idealen en ideeën en waarden en alles. En dromen. Want opeens had ik zoveel dromen, en ze bleven maar komen. Vooral over werken in het speciaal onderwijs, zodat ik de leerlingen daar kon laten zien dat ze wél verder kunnen komen, wél hun dromen kunnen najagen, wél kunnen bereiken waar ze hun zinnen op zetten. Maar ook over dat ik mezelf nog wel zag werken op het kantoor van een uitgeverij voor lesmethoden, want mán, wat wilde ik graag het vak Nederlands eens lekker onder handen nemen, en dan het liefst ook de huidige manieren van lesgeven. Ik verslond alles wat met onderwijsvernieuwing te maken had en zag mezelf stiekem al de Nobelprijs voor het Onderwijs uitvinden én winnen. Dat was overigens voordat ik ontdekte dat er een Global Teacher Prize bestond – maar dat terzijde.
Ik droomde groots. De studie Nederlands waas helemaal verdwenen, want het onderwijs was mijn plek, het onderwijs had mijn hart, het onderwijs was waarvoor ik in de wieg was gelegd – daar was ik van overtuigd, net zoals ik ervan overtuigd was dat ik absoluut de eerste docent met een visuele én auditieve beperking wilde worden, dat ik gewoon wilde laten zien dat het kon. En dat het kon, dat ík het kon… dat wist ik. Dat voelde ik. En ja, juist daardoor kwam het extra hard aan toen ik huilend aan mezelf en aan mijn omgeving moest toegeven dat ik het mis had. Dat het niet ging. Dat het gewoon niet lukte, dat wilskracht en ijver gewoon niet genoeg waren. Want die droom, die ging aan diggelen. Voor het eerst – en gelukkig ook voor het laatst, tot nu toe – zag ik een droom aan diggelen gaan.
Maar… ik creëerde een nieuwe droom. Mijn droom ging aan diggelen, aan duigen, maar met de scherven maakte ik een nieuwe droom. En ik geloof er heilig in dat het allemaal met een reden is gebeurd, dat die droom die ik aan de horizon zag, dat luchtkasteel, aan het zicht moest worden onttrokken door een paar wolken en een onweersbui voordat de nieuwe droom, misschien wel de échte droom, onthuld kon worden. Want zoals Norma Kamali schrijft in #Girlboss van Sophai Amoruso: één droom is nooit genoeg en je kunt je droom gaandeweg kneden en afwerken om hem relevant en succesvol te maken. Ik maakte een nieuwe droom, die langzaam maar zeker steeds meer als mijn échte droom ging voelen… want mijn droom was uiteindelijk niet om voor de klas te staan, maar om docent te worden, les te geven, kinderen te helpen leren en groeien.
En het mooie is dat ik sinds die ontdekking, sinds dat hele proces van keihard onderuit gaan en weer opkrabbelen en tranen en pijn en frustratie… sindsdien heb ik alleen maar meer dromen, meer luchtkastelen ontdekt. Hoe verder ik kwam in mijn opleiding, hoe beter ik het onderwijs en het vak Nederlands leerde kennen – en uiteraard leer ik nog steeds – en hoe meer ik ontdekte dat er zoveel is wat ik zou willen, zoveel wat ik zou kunnen, zoveel om over te dromen, zoveel dromen die ik heel graag op zeker moment in doelen zou willen omzetten, of die dat misschien al wel zijn… zoveel ambities eigenlijk, zoveel dingen die ik zou willen bijdragen aan het onderwijs, die ik zou willen veranderen. En hoewel ik weet dat het lang niet allemaal mogelijk zal zijn omdat ik ook nog steeds een chronische ziekte heb om rekening mee te houden en omdat ik straks geen volledig diploma zal hebben, zijn dit de allerfijnste dromen, omdat ze stuk voor stuk mijn hart sneller doen slaan, stuk voor aanvoelen als onmogelijkheden die eigenlijk toch net zo goed mogelijk zouden kunnen zijn. Don’t you dream impossible things…?
Toen mijn vader me laatst vroeg hoe ik het komende jaar voor me zie, schoten er tal van dingen door mijn hoofd. Ik wil het allerliefste straks, met mijn semi-diploma op zak, brieven gaan sturen naar alle scohlen waar ik stage heb gelopen met de vraag of ze (vrijwilligers)werk voor me hebben, want er is zoveel dat ik voor ze zou willen doen. Ik wil leerlingen bijles geven, één op één lesgeven, ze helpen met werkstukken en boekverslagen, toetsen met ze bespreken, ze huiswerk leren maken. Ik wil de extra docent zijn, de extra handen, die het mogelijk moet maken dat alle kinderen aandacht en hulp op maat krijgen, zodat ze stuk voor stuk kunnen leren en groeien. Maar ik wil nog zoveel meer. Ik wil met ze praten over hun dromen, hun toekomst, hun talenten, over hoe ze in het leven staan en hoe ze de wereld zien – want reken maar dat er van alles in die koppies omgaat. Ik wil ze helpen aan zichzelf te werken en zichzelf te leren kennen, want leren is zoveel meer dan leren alleen. Ik wil met ze praten over de wereld, over wie zij zijn en wie anderen zijn, ik wil ze helpen worden wie ze willen zijn.
En er zijn zoveel… zoveel stukjes van het onderwijs waar ik mijn ding zou willen doen. Ik wil kinderen en volwassenen helpen die nog maar net in Nederland zijn en die graag de taal willen leren. Ik wil mensen helpen die analfabeet of laaggeletterd zijn. Ik wil jonge kinderen helpen om beter te leren lezen en ik wil oudere kinderen helpen plezier te krijgen in lezen. Ik wil dyslexie signaleren en kinderen met dyslexie begeleiden. Ik wil lesgeven in jeugdgevangenissen of op scholen voor kinderen die het sociaal-emotioneel heel erg lastig hebben. Ik wil remedial teacher worden voor kinderen met gezondheidsproblemen. Ik wil lesgeven in het ziekenhuis, ik wil een programma opzetten voor kinderen die chronisch ziek zijn en niet naar school kunnen maar die wél willen leren. Ik wil bij de leerplichtambtenaar werken. Ik wil lesmethodes ontwikkelen en het curriculum van het vak Nederlands omvormen en een website vol prikkelende onderwijsjournalistiek runnen. Ik wil leerlingbegeleider worden en ik wil docenten coachen op het gebied van differentiatie zodat ze alle kinderen op hun niveau kunnen helpen leren. Ik wil op de lerarenopleiding werken en studenten helpen te ontdekken wat voor docent zíj willen zijn.
Maar tegelijkertijd wil ik ook nog zoveel andere dingen: ik wil misschien ook wel tekstschrijver of redacteur worden, want ik vind het heerlijk om te schrijven en mezelf daarin te ontwikkelen. Ik wil graag een goedlopend online magazine starten, ik wil een hele hoop historische romans en young audlt-boeken schrijven en gepubliceerd worden bij mijn favoriete uitgeverij en ook in het buitenland vertaald worden. Ik wil graag reizen, en dan het liefst zo dat ik elke maand ergens anders woon, in knusse appartementjes midden in de stad, zodat ik daar kan schrijven. Ik wil graag inspirator worden, TED Talks en workshops geven en misschien wel essays of boeken schrijven over onderwijs en geluk en disability-activisme, en ik wil poëziebundels publiceren en op grote spoken word-events staan. Ik wil graag als story developer werken bij de bedrijven die mijn favoriete timemanagement- en visual storytelling-games produceren.
En het mooie is: het zijn allemaal dromen waarvan ik weet dat ze zouden kunnen uitkomen. Dromen die me het gevoel geven dat de wereld aan mijn voeten ligt en dat ik… in feite al die dingen die ik wil worden, ook kán worden. Ik denk dat er best wat te zeggen is voor het idee dat we allemaal onze eigen droombaan en onze eigen droomcarrière kunnen creëren, misschien wel door wat minder te vragen ‘’wat wil je worden?’’ en vaker ‘’wie wil je zijn.’’ Ik weet het namelijk wel: ik wil dromenvanger zijn. Ik word dromenvanger, of misschien ben ik het al. Want in alle eerlijkheid: ik kan met geen mogelijkheid voorspellen of mijn dromen slechts dromen zullen blijven of dat ze zullen veranderen in doelen. Maar ik heb wel geleerd dat dromen het altijd waard zijn om aan te werken, want mijn dromen maken me tot wie ik ben en maken mijn toekomst het dromen waard. En ik heb geen idee wat die toekomst me brengt, maar ik kan niet wachten om te zien wat ik de toekomst breng.
Droom jij graag groot?
Wat een mooi stuk! Ik denk dat dromen ons scherp houden. Soms is het nodig om even stil te staan of om op je bek te gaan (lesgeven bleek uiteindelijk ook niet helemaal mijn ding, maar ik loop nog steeds rond op school. Vanuit mijn nieuwe basis kan ik nieuwe dromen opbouwen… En dat houd je scherp.
emmy onlangs geplaatst…Through the White Wood – Jessica Leake