Bloed, splinters, uitbarstende vulkanen, zoenende ouders – ik doe nooit mijn ogen dicht. Ik wil alles zien. Behalve nu. Overal om me heen staan verhuisdozen. Ik zit op de grond met de metalen bak in mijn handen. Er zijn vakjes voor spijkers en schroeven en bouten. Heel veel glinsterend zilver, maar in het laatste vakje ligt goud. Een ring. Ik kijk naar dat cirkeltje tussen de spijkers en knijp mijn ogen stijf dicht. Toen ik twee was, kon ik verdwijnen door mijn handen voor mijn gezicht te doen. maar ik ben al drie weken twaalf.
Eerste indruk
Eerder las ik al eens Honderd uur nacht van Anna Woltz, een leuk boek waardoor ik kennismaakte met de knappe stijl van deze schrijfster, die kinderperspectieven heel mooi tot leven kan wekken. toch vond ik dat boek een beetje onrealistisch, en dat verwachtte ik van Gips dus ook. dat bleek terecht, maar inmiddels denk ik dat dit simpelweg Woltz’ stijl is: ze wil graag schrijven over de avonturen die kinderen zouden willen beleven, misschien is dat haar insteek. En daar is niets mis mee. sterker nog: het maakt Gips leuker.
Waar het over gaat
Nog maar heel kort nadat haar ouders de scheiding hebben aangekondigd, moet de twaalfjarige Felicia voor het eerst bij haar vader gaan wonen. Het is hartje winter, ze is woedend en in de war en heeft iets op haar gezicht geschreven waarmee ze ook haar vader woedend en in de war heeft gemaakt. En dan gaan haar vader en zusje onderuit in de sneeuw en moeten ze met de negenjarige Bente naar het ziekenhuis.
Felicia – of Fitz, zoals ze genoemd wil worden – kan er nauwelijks tegen om bij haar ouders in de buurt te zijn en dus gaat ze al snel rondzwerven door het ziekenhuis. Ze komt de knappe vijftienjarige Adam tegen en wordt ingeschakeld door de tienjarige Primula. Samen stelen ze gips, proberen een dokter en een verpleegkundige verliefd te maken en ontdekken de wereld van het ziekenhuis van een heel andere kant.
Wat ik ervan vond
Tegenwoordig maken we in de boekenwereld onderscheid tussen boeken die echt voor kinderen geschreven zijn en boeken die ook prima – of eigenlijk zelfs nog beter – door volwassenen gelezen kunnen worden, zoals De jongen in de gestreepte pyjama. Gips is een boek dat hier een beetje tussen hangt: tijdens het lezen voelde ik me wel een klein beetje buiten de doelgroep vallen, maar er zitten ook prachtige details in die lezers binnen die doelgroep juist niet zullen opmerken. Hierdoor is het een onvergetelijk boek dat heel origineel en bijzonder is, maar op sommige punten ook net niet overtuigt: daarvoor moet je simpelweg de onbegrensde kinderlijke verbeeldingskracht hebben.
Maar ook voor een volwassen lezer is Gips erg mooi. De uitspraken van kinderlijke logica raken je recht in je hart: een huwelijk dat in het gips moet, gewond raken wanneer je als gezin uit elkaar valt, ouders die pas gevaarlijk zijn als ze niet meer zoenen en de eenvoud van verliefdheid. Het hele verhaal wordt verteld vanuit het perspectief van de twaalfjarige Fitz/Felicia en dat zorgt voor het sprookjesachtige sfeertje dat veel kinderboeken hebben die je als volwassene leest: alsof je zelf ook weer kind bent. Daardoor leest het boek als een trein en is het steeds verrassend, hoewel het hier en daar wel een beetje erg avontuurlijk wordt, op het absurde af. Dat doet enigszins afbreuk aan de geloofwaardigheid, en daardoor overtuigt het verhaal soms niet helemaal: het is moeilijk voor te stellen dat drie kinderen gewoon de hele tijd door het ziekenhuis kunnen zwerven, dat een verpleegkundige zomaar handalcohol geeft aan twee van die kinderen en dat een meisje wegkomt met overduidelijk nep gips. Maar goed, je moet erin geloven, zullen we maar zeggen – en het is fijn om erin te geloven.
Het ziekenhuissfeertje is sterk aanwezig, maar op een positieve manier: het is een soort Grey’s Anatomy vanuit kinderperspectief. Het hele verhaal is aandoenlijk en grappig en de ontwikkelingen die gaan over langzaam volwassen worden en verwarring over je leven na een grote gebeurtenis komen mooi uit de verf. Het gaat over de eenvoud van in het ziekenhuis liggen, het blind vertrouwen dat je stelt in de dokter die voor je zusje of je vader zorgt en de heerlijkheid van verliefd zijn op de dokter die je hart heeft aangeraakt. Door dit alles is Gips een tijdloos sprookje: geen enkele keer wordt er een tijdstip genoemd en in het ziekenhuis draait alles door, tijd bestaat niet en is niet belangrijk en dat geldt ook voor de buitenwereld. Het is, zoals Fitz treffend uitdrukt, alsof ze in een levensgrote snowglobe zitten.
Uiteindelijk is het allemaal wel een beetje voorspelbaar en soms net iets té toevallig wat er allemaal gebeurt. Daar komt nog bij dat sommige vragen onbeantwoord blijven, met als hoofdzaak: waarom in vredesnaam noemt Felicia zichzelf ineens Fitz? Ik vermoedde dat het hier ging om een gevalletje meisje-voelt-zich-jongen, maar daar vond ik geen verder bewijs voor. Misschien was het simpelweg een manier om ergens controle over te krijgen na de aankondiging van de scheiding, misschien heb ik ergens een cruciale aanwijzing gemist, maar ik kwam er niet uit. En ik vind het een zeer kwalijke zaak, zeker bij een jeugdboek, wanneer zo’n grote vraag onbeantwoord blijft zonder aanwijsbare reden voor de kracht van het verhaal.
Conclusie
Gips is typisch een verhaal waar je in moet geloven. Vanuit volwassen oogpunt bekeken is het allemaal net iets te voorspelbaar en te toevallig om echt overtuigend te zijn, maar als je dat kunt loslaten is het een prachtig sprookje over kinderlijke eenvoud en hoe kinderen toch ook zo hun eigen worstelingen kunnen hebben. Heerlijk sfeervol, grappig en ontroerend met een vleugje romantiek. Kortom, een lekker boek voor tussendoor.
Titel: Gips
Auteur: Anna Woltz
Uitgeverij: Querido
Aantal bladzijden: 168
Verschenen: april 2015
Genre: jeugdroman