Ik moet het bekennen: ik ben dol op realityshows. Nee, niet op shows als Oh Oh Cherso of The Voice, en Expeditie Robinson en Wie is de Mol? kunnen me ook gestolen worden. Waar ik dol op ben, dat zijn de verfijndere shows, voor zover je dat ooit echt kunt zeggen. Ik ben verslaafd aan America’s Next Top Model en Masterchef – oh ja, en als Project Runway erop is blijf ik ook vaak kijken, en What Not To Wear vind ik fantastisch. Op de Nederlandse tv vond ik Bloed, zweet en blaren geweldig en momenteel kijk ik elke week weer uit naar nieuwe afleveringen van Op zoek naar God, Je zal het maar hebben en Over de Streep. Toen vorig seizoen De School werd uitgezonden zat ik bij wijze van spreken ook al mijn vingers erbij af te likken. Het moge dus absoluut duidelijk zijn: met een realityshow maak je mij heel, heel blij. Maar wel om te kijken. Niet om mee te doen.
Laatst keek ik op Netflix naar de documentaire Chasing Beauty, over de glamoureuze wereld van modellen. Heel interessant, maar ook best schokkend: er werd aan het begin gezegd dat 25 procent van de Amerikaanse meisjes (of misschien wel jongeren in het algemeen) liever America’s Next Top Model wint dan een Nobelprijs. Ik vond dat best wel heel erg: het is allebei een heel groot streven, een doel wat je negen van de tien keer niet bereikt, hoe hard je ook werkt en hoe graag je het ook wilt. En ik moet zeggen dat ik best een beetje vooroordelen koester tegen het modellenwereldje: ik vind het heerlijk om ernaar te kijken en ik vind het heel knap van voruwen en mannen die het weten te maken en in zekere zin vind ik ook dat de wereld modellen nodig heeft, maar als het je grootste doel is om model te worden en je daarvoor alles opgeeft, dan vind ik dat toch wel… erg oppervlakkig. En dom, ik zeg niet dat je het niet moet doen maar je moet het niet alleen maar willen doen, je moet ook andere opties openhouden
Ik bedoel, vijfentwintig procent is echt hartstikke veel en dat zijn waarschijnlijk allemaal meiden en jongens die een totaal verkeerd schoonheidsbeeld hebben. Dat vind ik ook zo erg: in de docu zie je ook gewoon dat alles om Photoshop draait en de meisjes van nu nemen dat ook als maatstaf. Je moet zo mooi zijn dat je geen Photoshop nodig hebt. Dat is een onbereikbaar doel, dat werkt gewoon niet. Er was een vrouw, een agent geloof ik, die zei dat zij helemaal niet zo let op het figuur of het gewicht, als het meisje maar zelfverzekerd is en iets bijzonders heeft. Vind ik heel goed, maar ik vraag me af of ze dat alleen maar zegt om het te zeggen of dat ze het echt meent. Waar ze wel gelijk in heeft, is dat die quirkyness van modellen meisjes wel echt kan helpen: iets dat eerst werd gezien als een schoonheidsfutje, zoals sproeten of een spleetje tussen je tanden, kan ineens mooi zijn als Naomi Campbell of Julia Roberts het heeft, en dan worden meisjes met deze dingen ook een stuk zekerder over zichzelf.
BronANTM: smize?!
Maar goed, dat terzijde… ik draaf altijd zo lekker door, haha. Ik denk dat het voor iedere realityshow-kijker wel een klein soort droom is om er ook aan mee te doen, op een bepaalde manier. Dat heb ik bij ANTM eigenlijk altijd wel: de glamour, de shoots, de uitdagingen, de interessante mensen met wie je mag werken, de prachtige kleding, de locaties, de appartementen… ik zou het best willen. Maar ik denk dat ik grandioos, grandioos zou falen. Ik zou de voorrondes niet eens doorkomen. En wel om deze redenen:
A: ik kan niet smizen. Ik vind het wel altijd heel tof als Tyra dat doet (ik vind eigenlijk alles aan Tyra tof) en als ze het de meiden weet te leren, maar als ik het probeer – aan iets leuks denken en lachen zonder je mond te bewegen, dus alleen met je ogen – kijk ik heel erg stoned. En nou ja, dat smizen is tegenwoordig de charme van een model, dus dan kom ik niet zo ver.
B: ik ben geen kreng. Deels is het programma zo verslavend vanwege het drama tussen al die meiden en ik ben gewoon echt geen bitch, ik ben daar veel te lief voor. En ik denk wel dat je een beetje (of een beetje veel) een kreng moet zijn om je plekje te houden. Al dat liegen en bedriegen, niks voor mij. Echt niet.
C: ik ben niet zo veelzijdig. Sowieso zou het waarschijnlijk al problemen opleveren om met een rolstoel mee te doen aan zoiets, maar ik heb ook geen normaal figuur en kleding staat mij gewoon niet. Bovendien zou ik ook echt niet overal mee kunnen werken: op grote hoogte word ik doodsbang, tussen het vlees moet ik vast en zeker overgeven en nou ja, rare shoots zijn niet mijn pakkie-an. Denk dat ze ook al vrij snel zouden zeggen dat ik maar één gezichtsuitdrukking heb.
Conclusie: ik kijk lekker vanuit mijn bedje naar die glamoureuze escapades en neem genoegen met zo af en toe een selfie-shoot.
BronMasterchef: niet zo’n master
Ik hou van koken, echt waar. Ik vind het heerlijk om te doen: als ik mijn moeder help met het avondeten vind ik het al leuk om het vlees om te draaien, kun je nagaan. Voor een speciale gelegenheid kook ik vaak samen met mijn vader en daardoor heb ik al best wel wat geleerd over techniek en ingrediënten. Bij het net afgelopen seizoen van Masterchef Holland dat ik op de voet heb gevolgd kwamen er ook vaak dingen voorbij waarbij ik dacht: papa zou dat echt nailen. Bij de kaasfondue bijvoorbeeld: papa’s kaasfondue is ZO lekker en die van de kandidaten leek vrijwel nergens op, dus dat zou papa echt gewonnen hebben. Maar hij heeft ook weer niet de aspiratie om mee te doen: hij noemt zichzelf een echte hobbykok en alle druk en alles wat er afhangt van tijd en presentatie , dat hoeft voor hem niet zo. Mij zou het wel erg leuk lijken om mee te doen, maar ik zou zo zo zo zo zo falen. Weet je waarom?
A: ik weet te weinig. Echt, wat ik weet is een eetlepeltje aan kennis, terwijl die gasten een magazijn aan kennis hebben. Er zijn zoveel ingrediënten in het programma voorbij gekomen waarvan ik dacht ”wát is dat in hemelsnaam?” en als ze het dan hebben over mayonaise maken of een ei pocheren heb ik ook zoiets van ”géén idee hoe dat moet.” Zou echt wel pijnlijk zijn, vrees ik.
B: de smaaktesten zou ik niet doorheen komen. Ik denk dat ik te weinig van smaak weet: ik eet naturlijk niet zoveel en dat kan ook niet, want dan slaat mijn buik op hol. Daardoor ken ik dus ook de smaak en structuur van heel veel ingrediënten niet en die smaaktesten zouden dus echt niet god gaan.
C: Ik ben te onzeker. Papa en mama leren me wel het een en ander, maar wat papa er steeds in hamert is dat zelfvertrouwen veel belangrijker is dan theoretische kennis. Weten waarmee je bezig bent en weten hoe dat kan uitpakken. Ik zou waarschijnlijk wel met originele ideeën kunnen komen, maar ze niet durven uitvoeren. Tja, de beste gerechten of combinaties zijn ontstaan uit ongelukjes – en die ongelukjes moet je durven laten gebeuren.
Conclusie? Laat hen maar lekker kokkerellen, ik kijk wel toe.
Waar ik wél graag aan mee zou doen…
- What not to Wear: nee, met mijn garderobe is op zich niets mis, maar ik zou best willen weten wat Stacy en Clinton te zeggen zouden hebben over kleding vinden voor als je in een rolstoel zit en heeel kleine maatjes hebt.
- Op zoek naar God: ik zou wel eens willen weten hoe het is in zo’n klooster waar je dan helemaal stil en mindful bent. Ik geloof al wel, maar ben eigenlijk wel benieuwd of het echt iets zou veranderen.
- Je zal het maar hebben: misschien dat ik me over een tijdje, als ik wat ouder ben, hiervoor inschrijf want het zou me best eens tof lijken om met mijn verhaal mezelf te laten zien. Maar misschien ook wel niet, want niet iedereen hoeft alles van me te weten.