Bron beeld: Picjumbo
Het is alweer een hele tijd geleden dat ik voor het eerst over de lepeltheorie hoorde op de blog van Lisanne. Ik weet nog hoe goed gevonden ik het toen vond: het is de ideale manier om aan niet-chronisch zieke mensen uit te leggen hoe het is om chronisch ziek te zijn en voortdurend voorzichtig te moeten zijn met je energie en je belastbaarheid. Ik heb deze manier van beschrijven eigenlijk zelf ook geadopteerd: niet alleen voor anderen, maar ook voor mezelf maakt het duidelijker hoe mijn lijf precies werkt. Vandaag een update!
Wat is de lepeltheorie?
De lepeltheorie is eigenlijk ontstaan uit frustraties om onbegrip van niet-chronisch zieke mensen. Mensen die niet begrijpen waarom je wel naar school kunt komen maar geen toets kunt maken, mensen die niet begrijpen dat een beetje extra slaap het probleem niet zal oplossen, mensen die niet begrijpen dat er niet ziek uitzien niet betekent dat je niet ziek bent. Mensen die niet begrijpen dat een avondje uitgaan heel veel moeite kost en soms ook heel veel consequenties heeft. Kortom, mensen die zich niet echt iets kunnen voorstellen bij chronisch ziek zijn. De lepeltheorie is een manier om het duidelijker te maken.
Energiebrokjes als lepels
Stel je voor dat je energievoorraad bestaat uit lepels. Elk brokje energie is één lepel, dus alles wat je doet kost lepels. Sommige activiteiten verbruiken maar één lepel, bijvoorbeeld naar de wc gaan, en bij andere activiteiten heb je meer lepels nodig, zoals sporten of een ingewikkelde studieopdracht uitwerken (een scriptie schrijven…). Gezonde mensen hebben een heel groot aantal lepels en tegen de tijd dat ze door hun voorraad heen zijn, is het bedtijd dus dan komt het mooi uit. Zij hoeven eigenlijk niet na te denken over hoeveel energie iets kost. Voor chronisch zieken is dat anders.
Chronisch ziek zijn betekent: een beperkte lepelvoorraad hebben én heel zorgvuldig met die voorraad moeten omgaan. Ik denk dat als ik zeg dat ik tien lepels per dag heb voor volledig gebruik, dat het dan veel is. Onze voorraad is meestal op lang voordat het bedtijd is. Soms zijn er dagen dat we compleet lepelloos zijn, dagen waarop het dus echt slecht gaat… soms voelen we ons alsof we honderd lepels hebben maar blijkt aan het eind van de dag dat we gewoon tot het uiterste zijn gegaan en dat moeten we dan de volgende dag bekopen. Alles wat we doen, kost minstens dubbel zoveel lepels als bij een gezond iemand en doordat we maar een gelimiteerd aantal hebben, moeten we echt keuzes maken op het gebied van wat we wel en niet doen. Vooral omdat ook de simpelste dingen, zoals een taxiritje of de mail bijwerken, al lepels kosten. En als chronisch zieke kun je eigenlijk nooit van je lepelvoorraad op aan: de ene dag is deze groter dan de andere dag en soms kunnen ineens al je lepels op zijn, zonder waarschuwing.
Hoe werkt het voor mij?
Ik zei hierboven al dat de lepeltheorie voor mij niet alleen een manier is om aan andere mensen uit te leggen hoe het werkt, maar dat het ook dient als een soort reality-check voor mezelf. Meestal sta ik er ’s ochtends niet bij stil hoeveel lepels ik heb en ga ik prat op takenlijstjes die ik de dag ervoor heb gemaakt. Maar het gebeurt wel eens dat ik halverwege een dag tot de conclusie kom da ik gewoon geen lepels heb of dat ze al op zijn, en dat dwingt me ertoe om een stapje terug te nemen. Dan lukt het gewoon niet meer om nog iets te doen en moet ik mezelf naar bed sturen om te rusten. Omgekeerd kan het ook: als ik aan het eind van de dag naar mijn bullet journal kijk en besef dat ik onwijs veel gedaan heb, dan realiseer ik me ook dat ik dus vandaag heel veel lepels heb gehad! Eigenlijk zonde dat ik dat dan pas achteraf besef, haha.
De lepeltheorie gebruik ik ook als een soort indicator bij het maken van keuzes en het indelen van mijn tijd. Met mijn studieplanning hou ik er bijvoorbeeld rekening mee dat ik na college hoogstwaarschijnlijk geen lepels meer heb om nog huiswerk te maken, of dat ik dan eerst moet bijtanken voor ik kan werken. En ook met weekendactiviteiten heb ik het: iets gaan doen betekent meestal dat er geen lepels overblijven voor andere dingen, of dat mijn lepelvoorraad de volgende dag aanzienlijk kleiner zal zijn. Keuzes!
In de praktijk
Maar hoe zit het nou precies in de praktijk? Dat is vaak wat mensen niet helemaal begrijpen. Ben je dan volledig uitgeschakeld als je door je lepels heen bent? En hoe merk je het als je je laatste lepel hebt gebruikt? Ik heb al aangegeven dat ik waarschijnlijk zo’n tien lepels per dag heb voor volledig gebruik. De eerste lepel gaat op aan het ochtendritueel van douchen/aankleden, toiletbezoek en tandenpoetsen. Dingen die ik voor school moet doen of colleges volgen kost meestal het grootste gedeelte van de voorraad: vijf lepels. Meestal niet in één keer, maar wel bij dezelfde activiteiten. Dingen buitenshuis, zoals even boodschappen doen of de rit van en naar school, kost ook een lepel. Aan het eind van de dag heb ik dan al zeven lepels gebruikt en dan heb ik er nog drie over voor andere dingen: meestal mijn blog of schrijven. Voor het schrijven van een gemiddelde scène in mijn roman gebruik ik meestal één lepel, maar voor bloggen is het een lepel per artikel dus dat kan hard gaan. Tegen de avond, dus rond een uur of acht, merk ik dat het genoeg is: dan krijg ik een soort gesloopt gevoel en moet ik mezelf dus naar bed sturen met een boek of een serie. Dan laad ik weer op en ik krijg er dan een lepel bij, die ik gebruik voor het avondritueel: toiletbezoek, uitkleden en medicatie nemen.
Als ik stage heb gehad, dus op maandag- of woensdagochtend, moet ik ook een rustmoment inlassen: dan moet ik even een uur liggen (soms zelfs slapen) omdat ik ’s middags wil studeren en daar heb ik lepels voor nodig, lepels die ik grotendeels heb verbruikt tijdens het lesgeven op stage. Opladen, dus nieuwe lepels verkrijgen, betekent voor mij gewoon een rustmoment nemen en even iets doen wat ik leuk vind en waarbij ik niet teveel hoef na te denken, dus lezen of een serie kijken, of domweg mijn gamesrondje maken op de iPad. Het verschilt dan wel hoeveel lepels ik krijg: als het echt intensief was op stage, heb ik niet genoeg lepels om aan mijn bureau te gaan werken, maar kan ik wel gewoon relaxed in bed studeren of bloggen. En soms lukt het helemaal niet: dat is dan vaak wel lastig, maar ik kan mezelf er dan ook niet toe dwingen.
Opletten
Het is dus best wel een confronterend iets! Maar ik moet zeggen dat ik het een prettig systeem vind, omdat het me er dus aan helpt herinneren dat ik goed op mezelf moet letten, en het is een goede manier om aan te geven hoe het voor mij nu is om te leven met een lijf dat zo vaak moeilijk doet. Ik schreef laatst al dat ik het moeilijk vind om mijn grenzen aan te geven, en het rekening houden met de lepeltheorie is een goede manier om daaraan te werken!
Ik ken de lepeltheorie al een tijdje! Ik kan het me niet goed voorstellen om rustig aan te doen als je chronisch ziek bent. Het enige vergelijkingsmateriaal dat ik een beetje heb, is mijn periodes waarin ik enorm vermoeid ben. Slapen helpt dan inderdaad niet! En ik heb dan geen puf om veel te doen. Maar dat zijn maar periodes, dus daarna kan ik weer op vol gas aan de gang.
Mooi en duidelijk geschreven!